Vulgair Latijn (Volkslatijn) » Les 10: Samenvatting en wat verder?
In de voorgaande lessen hebben we de belangrijkste kenmerken van het Vulgair Latijn behandeld aan de hand van voorbeeldteksten. Hieronder vatten we de grote lijnen nog eens samen, gevolgd door enkele tips voor verder lezen.
Belangrijkste verschillen tussen klassiek en vulgair Latijn (overzicht)
- Naamvallen en voorzetsels: Het Vulgair Latijn reduceerde het naamvallensysteem drastisch. In plaats van vijf a zes naamvallen gebruikte men in feite nog maar twee (onderwerp vs. niet-onderwerp), en uiteindelijk werden relaties aangegeven met voorzetsels[11]. De datief verdween ten gunste van ad + accusatief (ad amicum in plaats van amico, “voor/aan de vriend”)[12]. De genitief werd vervangen door de* + naamval (casa de Marco voor casa Marci, “huis van Marcus”)[12]. Ook andere functies, zoals instrumenteel (“met/door”), kregen altijd een voorzetsel (cum gladio voor “met het zwaard”, waar klassiek soms ablativus gladio* volstond[42]). Dit maakte de zinsstructuur duidelijker, maar ook meer afhankelijk van vaste woordvolgorde (SVO).
- Verdwijnen van het onzijdig: Vulgair Latijn kende feitelijk nog maar twee grammaticale geslachten: mannelijk en vrouwelijk[16]. Onzijdige woorden schoven naar een van beide. Vaak werd het onzijdig enkelvoud mannelijk (vb. vinum → vinus[14]), en het onzijdig meervoud vrouwelijk enkelvoud (vb. folia → opgevat als folia vr.ev., “een blad”[17]). Neutrum-uitgangen als -um en -us versmolten in de uitspraak tot -u/-o, gelijk aan mannelijke woorden. Neutrum -a werd -a van vrouwelijke woorden. Slechts in het Roemeens bleven twee gevallen van het onzijdig bestaan (woorden die in ev. als m. en mv. als vr. gedrag vertonen).
- Lidwoorden: Klassiek Latijn had geen lidwoorden; Vulgair Latijn ontwikkelde onbepaalde en bepaalde lidwoorden. Unus/una (“één”) werd gebruikt als een (onbepaald lidwoord)[8]. Ille/illa (“die/dat”) begon dienst te doen als de/het (bepaald lidwoord)[6]. Uiteindelijk leverde dat de artikelen in alle Romaanse talen op (Frans le/la, Italiaans il/la < Lat. ille/illa; Roemeens omul < homo ille, enclitisch). In onze cursus hebben we dit proces al toegepast: bijvoorbeeld la casa voor “het huis” en unu servo voor “een slaaf”. In Vulgaire teksten uit de late oudheid zie je soms al illud hoc gebruikt waar het strikt genomen overbodig is, als voorloper van het lidwoord[31].
- Werkwoordsysteem: De volkstaal versimpelde of herrangschikte een aantal werkwoordsvormen:
- Het passief verdween grotendeels uit de spreektaal. Men gebruikte actieve omschrijvingen of het voltooide deelwoord met esse: occisus erat/fuit in plaats van occidebatur (“hij werd gedood”)[27]. Uiteindelijk namen de Romance-talen een constructie met se of onpersoonlijk onderwerp hiervoor (Frans on dit = men zegt).
- De perfectum (voltooid tegenwoordige tijd) kreeg concurrentie van habere + participium: amatum habeonaast amavi (“ik heb bemind”)[25]. In laat Latijn zien we deze al vaker opduiken, en in middeleeuws Latijn werd amavi steeds meer een verhalende verleden tijd.
- De plusquamperfectum (had-gehad) gebruikte men weinig; men zei liever expliciet iam feceram (“ik had het al gedaan”) of gebruikte habebam factum.
- De futurum (toekomende tijd) werd vrijwel geheel vervangen door infinitief + habere[28]. Cantabo werd cantare habeo (“ik zal zingen”)[28]. Hiervan stammen de toekomstige tijden in West-Romance af (zoals Spaans cantaré < cantare he). Het klassiek futurum bleef alleen in het Portugees goed bewaard en als archaïsche vorm (Frans literair il chanta), elders is het verdrongen door nieuwe vormen.
- Conjunctief/aanvoegende wijs: Hoewel de vormen in theorie bleven bestaan, gebruikte de gewone spreker ze minder en minder. In plaats van ut amet (“opdat hij houdt van”) zei men pour ce qu’il aimeachtige constructies of gewoon ut amat. Veel nuance van de conjunctief ging verloren of werd met hulpwerkwoorden (zoals velle, debere) uitgedrukt. De Romaanse talen behouden de conj. vooral voor wens/hoofdzin of bepaalde vaste zinnetjes, maar hebben in gewone bijzinnen vaak indicatief. Dit heeft zijn wortels al in het laat Latijn.
- Woordenschat: Vulgair Latijn prefereerde andere woorden dan de klassieke schrijftaal op tal van gebieden:
- Alledaagse synoniemen: Veel hoogstaande of specifieke termen werden vervangen door meer courante. (domus → casa “huis”[19], pulcher → bellus “mooi”[23], magnus → grandis “groot”[21], iacere→ iactare “gooien”[34], ensis/gladius → spatha “zwaard”[43], etc.)
- Betekenisverschuiving: Bepaalde Latijnse woorden gingen een andere betekenis dragen in de omgangstaal. (caput bleef formeel “hoofd”, maar men zei informeel testa (“pot”) voor iemands hoofd[44]; bucca (“wang”) ging “mond” betekenen[23]; civitas (“stadstaat/gemeente”) werd gewoon “stad”[45], etc.)
- Nieuwe leenwoorden: Vooral onder invloed van lokale talen (substraat) en omgang met andere volkeren kwamen nieuwe woorden in het Latijn. Gallische invloeden brachten bv. caballus (“paard”[10]), bera (“beer” > Frans bou”er?), camisia (“hemd” > Frans chemise). Germaanse invloeden gaven later woorden voor krijgskunde en dagelijks leven (blancus “blank, wit” > Frans blanc, rancare “wrok hebben” > Frans rancune). In onze lessen hebben we ons beperkt tot enkele duidelijk gedocumenteerde gevallen (Gallisch caballus, carruca; Griekse invloed bij spatha voor zwaard[43], schema > esquema* etc.). Voor de gebruiker met interesse: elk Romaanse etymologisch woordenboek staat vol met deze evoluties!
Verder studeren en lezen
Om je verder te verdiepen in het Vulgair Latijn en de overgang naar de Romaanse talen, raden we de volgende bronnen aan:
- J. Herman – Vulgar Latin (2000, vertaald door R. Wright). Een toegankelijk boek dat de kenmerken van het Vulgair Latijn systematisch behandelt, geschreven door een expert op dit gebied[46]. Herman bespreekt klankverschuivingen, grammaticale vereenvoudigingen en geeft veel voorbeelden uit inscripties en teksten.
- C.H. Grandgent – An Introduction to Vulgar Latin. Een klassieke inleiding (oorspr. 1907) op het volkslatijn[47]. Hoewel verouderd in details, biedt Grandgent een helder overzicht van klank- en vormveranderingen en was het een pionierswerk in zijn tijd[48]. Herdrukken zijn vrij beschikbaar (bijv. via Archive.org).
- J.N. Adams (ed.) – An Anthology of Informal Latin, 200 BC – AD 900 (2016). Deze bundel door topgeleerde James Adams verzamelt 50 teksten in informeel of volkslatijn, met vertaling en commentaar[49]. Een goudmijn om echte voorbeelden te lezen van graffiti, brieven, toneeldialogen en andere non-literaire Latijnse bronnen door de eeuwen heen.
- Latinitium.com – “What is Vulgar Latin?” (artikel). Een online artikel dat in het Engels een samenvatting geeft van Vulgar Latin kenmerken, inclusief uitspraak, woorden en grammatica, met citaten uit oude bronnen[50][51]. Het is een handig beginpunt, geschreven voor geïnteresseerde leken en studenten.
- Wikipedia – Vulgair Latijn. De Nederlandstalige Wikipedia-pagina over Vulgair Latijn biedt een overzicht in het Nederlands, met voorbeelden en verwijzingen[52][53]. Hoewel beknopt, is het een goede samenvatting waarvan we in deze cursus ook dankbaar gebruik hebben gemaakt.
Tot zover deze cursus Vulgair Latijn. Je hebt nu een indruk van hoe het Latijn “op straat” geklonken kan hebben in de nadagen van het Romeinse Rijk. Vanuit deze volkstaal zouden uiteindelijk het Frans, Italiaans, Spaans, Roemeens en al die andere Romaanse talen ontstaan. Of zoals men in het Latijn zelf zei: Habes linguam Romanicam! – je bezit nu (enige) Romaanse taal. Of beter nog: Habes multum sapientiae de sermone plebeio! – je hebt veel kennis opgedaan over de volkstaal. Gefeliciteerd en veel succes met je verdere taalstudie! [40][41]