Woordenlijst (Kerk) Latijn

Latijn Nederlands
a(b) vanaf; door
abamita zuster van (bet)(over)grootvader
abavia betovergrootmoeder, voormoeder
abavunculus broer van (bet)(over)grootmoeder
abavus betovergrootvader, voorvader
abba, -tis abt
abbatia, abbatissa abdis
Abcudia Abcoude
abiectarius meubelmaker
abire, abii, abitum vertrekken, heengaan (sterven)
abierunt zij zijn vertrokken
ablutus gezuiverd (door de doop)
abmatertera zuster van betovergrootmoeder
abnepos, -potis kleinzoon van kleinkind
abnepotes nakomelingen
abneptis, -is kleindochter van kleinkind
abpatruus broer van betovergrootvader
abra (dienst)meid
abripere (-io), abripui, abreptum wegrukken, wegnemen
abreptus (morte) weggenomen (door de dood)
abrogatio , -nis F opheffing, afschaffing
absens, -ntis afwezig
absente ..., absentibus ... (plur.) in afwezigheid van ...
patre absente bij afwezigheid van de vader
absentia afwezigheid
absolutio, -nis F absolutie, vrijspraak
absolutus vrijgesproken; onvoorwaardelijk
absolvere, absolvi, absolutum III vrijspreken
absque + abl. zonder
abstetrix, -tricis vroedvrouw
abstinere, abstinui, abstentum II zich onthouden, niet aanvaarden, weigeren
abusivus, abusive (bijwoord) ten onrechte
ac en
acatholicus niet-katholiek
accensus, -us accijns
accipere(-io), accepi, acceptum ontvangen, accepteren
accepto ..., acceptis ... (plur.) na het ontvangen van
accisor, -is inner van accijns
accola iemand die zich ergens vestigt
accusare beschuldigen
acquirere, acquisivi, acquisitum verwerven
Actania Terschelling
actionarius winkelier
actor, -is aanklager
actuarius schrijver
acufex, -ficis naaldenmaker
acuminator, acuciator slijper
actum  zie: agere
ad (+ acc.) aan, bij, tot, naar, volgens
ad ... usque tot aan
adamita zuster van betovergrootvader
adavunculus broer van betovergrootmoeder
adcensus  zie: accensus
addere, addidi, additum III toevoegen, optellen
adeo zo zeer
adiudicare, adiusticare toewijzen, in bezit stellen
adiudicatio, adiusticatio -nis F toewijzing van eigendom (door rechter)
adiunctus bezitter, bekleder (van een ambt)
adiutorium hulp
adiuvare, adiuvi, adiutum helpen
admatertera zuster van betovergrootmoeder
adminiculator aalmoezenier, armenverzorger
administrare besturen, beheren, uitoefenen, toedienen
administratis sacramentis na het toedienen der sacramenten
admittere, admisi, admissum III toelaten, toegeven
admodum zeer
adnepos, -potis kleinzoon van kleinkind
adneptis, -is kleindochter van kleinkind
adolescens, ntis ongehuwde jongeman of jongedochter
adpatruus broer van betovergrootvader
adscriptus glæbæ bij de grond gerekend: lijfeigene
adsistere, adstiti (+ dat.) aanwezig zijn bij
adulter overspelig
adulterium overspel
adultus (bijna) volwassen
adumbrare schetsen, tekenen
adumbrator tekenaar
advena vreemdeling
aedes, aedium F huis
in aedibus + gen. (bijv. gedrukt) bij
aedilis kerkmeester
aedituus koster
aeger, aegri ziek
Aegidius Gillis, Gielis, Jellis
aegrescere ziek worden
aegritudo, -dinis F ziekte
aegrotare ziek zijn
aegrotus ziek
aeneus koperen
aequalis, -is gelijk, van gelijke leeftijd
aequus gelijk, rechtvaardig
aerarius (faber) kopersmid
veteramentarius aerarius ketellapper
(praefectus) aerarius penningmeester, thesaurier
aestas, aestatis F zomer
aestimare schatten, menen
aestivus van de zomer, zomer-
aestuare heet zijn
febri aestuanti door hete koorts
aetas, aetatis F leeftijd
ætatis (suæ) op de leeftijd van
anno ætatis suæ vicesimo in het twintigste jaar van zijn leven
aeternitas, -tatis F eeuwigheid
aeternus, bijwoord aeternum eeuwig
aevum tijd, leeftijd
afferre, attuli, allatum brengen, aanvoeren
allato nullo impedimento zonder dat er een beletsel was aangevoerd
affidatus verloofd
affinis, -is aanverwant, verwant door huwelijk
affinitas, -tatis F aanverwantschap
agaso, -nis ezeldrijver, stalknecht
ager, agri akker
agrorum custos veldwachter
Ager Gandavensis Sas van Gent
agere, egi, actum III doen, handelen; drijven
acta handelingen, akten
apud acta bij volmacht
acto ..., acta ..., actis ... na het voltooien van
actum akte; in akten e.d.: geschied, gedaan, opgemaakt, gepasseerd
agger, -eris M dijk, wal
agnatio, -nis F bloedverwantschap van vaderskant
agnatus bloedverwant van vaderskant
agnitio, -nis F erkenning
agnomen, -minis N bijnaam
agnoscere, agnovi, agnitum III erkennen (kind)
agrestis boer
agricola boer
Agrippina Romanorum Keulen
Colonia Agrippinensium Keulen
albator bleker (beroep)
albatrix, -tricis bleekster
albus (albis sepultus) wit (in het wit begraven)
Alcmaria(e) (te) Alkmaar
Aldenardum Oudenaerde
alias anders gezegd, bijgenaamd
alienigenus buitenlands, -der
alienus vreemd
aliquis M, aliquid N iemand, iets
aliquot een aantal, enige
aliunde van elders
alius (multi alii) ander (vele anderen)
allatus, zie: afferre aangebracht
allegare aanwijzen, afvaardigen
allodium vrij eigendom
Alostum Aalst
altare, -ris N altaar
alter ander (van twee), tweede
alterà die op de dag daarna
alumna pleegdochter
alumnus zuigeling; pleegzoon; leerling, student; beschermeling
ambactiator, ambassiator gezant, ambassadeur
Ambla / Amblum Ameland
ambo beide(n)
ambubaya badknecht, badmeid, masseur, masseuse
amens, -ntis krankzinnig
amicitia vriendschap; gilde
amiragius, amireus admiraal
amita tante aan vaderskant
amita magna zuster van grootouder aan vaderskant
amita maior zuster van overgrootouder aan vaderskant
amita maxima zuster van betovergrootouder aan vaderskant
amitinus/a neef/nicht: zoon/dochter van amita
~ magnus achterneef: kleinzoon van amita magna
Amivadum, Amivadi (te) Amersfoort
amplissimus (dominus) hooggeëerde (heer)
ampularius flessenmaker
Amstela Amstel
Amstelodamensis Amsterdams
Amstelodamum, Amstelodami Amsterdam, te ~
ancilla dienstmaagd
Anderlacum Anderlecht
Anglia Engeland
anglicus Engels
anglice in het Engels
angulus hoek
anilis bejaard (van oude vrouw)
anima ziel; persoon (een parochie van 300 "zielen")
annalis van een jaar, een jaar oud
annexus (cum annexis) verbonden (met wat erbij hoort)
anniversarium jaargetijde
annuatim (adv.) jaarlijks
annularius (faber) maliënkoldermaker
Annuntiatio, -nis F Maria Boodschap (25 maart)
annus jaar
... annorum van ... jaren
anno domini in het jaar des Heren
anonymus naamloos
ante (+ acc.) voor (tijd of plaats); (bijwoord) tevoren
antea eerder, tevoren, vroeger
antecessor, -is voorganger
antedictus voornoemd
antemeridianus voormiddags
antenatus (eerder geborene:) stiefzoon uit eerste huwelijk
antesignarius sergeant-majoor
antistes, -stitis opziener, hogepriester, bisschop (lett. vert. van Gr. episkopos bisschop, eig. opziener)
antiquus oud
anus, -us oude vrouw
apiarius imker
apoplexia beroerte
apostolicus pauselijk
apparitor opzichter
appellare noemen
appellatur wordt genoemd, heet
appendere III (+ dat.) ophangen aan
appertinentiae toebehoren, wat er bijhoort
apprehendere, -hendi, -hensum gevangennemen
apprehensio, -nis F gevangenneming
approbare goedkeuren
approbatio, -nis F goedkeuring
Aprilis, Aprilis april, van april
apud + acc. in, bij
apud acta bij volmacht
aqua water
aquæductus IV (niet: aqua-) sloot, waterloop
aquensis van Aken
Aquisgranum Aken
arabilis (terra) ploegbaar, bebouwbaar (land)
aratrum ploeg
aratrorum faber ploegenmaker
Arausio Orange (Fr.)
arbor, -is F boom
arcarius (faber) kistenmaker, kastenmaker
archetypus uitvinder, auteur
archiater lijfarts (van een vorst); stadsarts
archidux, -ducem aartshertog
archiepiscopus aartsbisschop
archipincernarius opperschenker
arcularius juwelenkistjesmaker
Ardevicum / Harderovicum Harderwijk
area erf; hofstede
Arenacum, Arenaci Arnhem, te Arnhem
argentarius bankier, wisselaar
argentarius faber zilversmid
Argentoratum, Argentorati Straatsburg, te Straatsburg
arma, -orum wapenen
Ar(o)l(a)unum Arlon
arrestadia achterstallige betalingen, beslagen
articulus moment, artikel, punt
artifex, -ficis handwerksman, ambachtsman
artifex loricarius riemenmaker
artifex organorum orgelmaker
armarium arsenaal
arrepitius bezeten
Ascensio, -nis F domini Hemelvaart
Asnapium / Ganipa Gennep
Aspera Asperen
assator kok
asserere, asserui, assertum III beweren
assertio, -nis F verklaring
assignare toewijzen, aanwijzen, machtigen
assignatus gemachtigde
Assindria Essen (D)
assisia consumptiebelasting
Assumptio, -nis F Mariæ Maria ten Hemelopneming (15 aug.)
astare erbij staan, erbij zijn
astantes de aanwezigen
asthma, -tis N astma
atamita zuster van oudbetovergrootvader
atavia oudbetovergrootmoeder
atavunculus broer van oudbetovergrootmoeder
atavus oudbetovergrootvader
atmatertera zuster van oudbetovergrootmoeder
atnepos, -potis kleinzoon van achterkleinkind
atneptis, -tis kleindochter van achterkleinkind
atpatruus broer van oudbetovergrootvader
atque en
Atrebatum Arras (F)
attestari bevestigen, getuigen
attestatio de morte verklaring van overlijden
attestatio de vita verklaring van leven
attinentia aanhorigheid
attinentiae, -iarum toebehoren, aanhorigheden
attingere, attigi, attactum III bereiken
attuli zie: afferre ik heb gebracht
aucellator, -is valkenier
auctionator, -is handelaar, veiler
auctor, -is degene die iets heeft veroorzaakt, rechtsvoorganger
auctor delicti de bedrijver van een misdaad
auctor gentis stamvader van een familie
auditor, -is toehoorder, scholier, student
Augusta Trevirorum Trier
Augustus augustus
aula hof
aulacum tapijt
aulicus van het hof, hoveling
Aurelia(e) (te) Orléans
aurifaber goudsmid
auriga voerman
australis zuidelijk
autem echter
autumnalis van de herfst, herfst-
autumnus herfst
ava grootmoeder
av(i)a grootmoeder
avitus van grootvader, voorvaderlijk
avuncula tante aan moederskant
avunculus oom aan moederskant
avunculus magnus broer van grootouder aan moederskant
avunculus maior broer van overgrootouder aan moederskant
avunculus maximus broer van betovergrootouder aan moederskant
avus; plur. avi grootvader; grootouders, voorouders
Ax(el)la Axel
baccalaureus geleerde, academicus
Baduhennae lucus Veluwe
Bagalosum Bakel (NB)
baiulus besteller, drager, bode
baiulus lit(t)erarum postbode
ballivus baljuw
balneator, -is badmeester
Bamestra Beemster
bannum "banne", het gedwongen gebruik van bijv. de molen van de heer
bannus afkondiging
bannis actis na de (drie) afkondigingen
bannitus vogelvrijverklaarde, balling
baptisare, baptizare dopen
baptizatus gedoopt
baptizatorum van de gedoopten
baptisma, -tis N; baptismum; baptismus doop(sel)
baptismum necessitatis nooddoop
Baptista doper
Ioannes Baptista Johannes de Doper, Jean-Baptiste
barbaricus zijdewerker
barbarius, barbitonsor barbier
baro, -nis baron, vrijheer
baronia baronie
Basilea Basel
Bastonia / Bastonacum Bastenaken (Bastogne)
Batavoburgium / Batavorum Oppidum Batenburg
Batavodurum Wijk bij Duurstede
batavoduranus uit Wijk bij Duurstede
batavus Nederlands
batave in het Nederlands
Batavorum insula, Bat(h)ua, Betuwa Betuwe
beatus heilig (niet: zalig)
bedellus pedel, gerechtsdienaar
begina begijntje
belgicus Nederlands, Belgisch
belgice in het Nederlands
Belgium Nederland, België
Belgium Novum Nieuw Holland, New York
Bellomontium / Bellus Mons Beaumont
beneficium beneficie (inkomen van een geestelijke)
benedicere, benedixi, benedictum III zegenen
benedictio, -nis F zegen, inzegening
beneficium weldaad, (voor)recht, beneficie (inkomen van een geestelijke), ambt
beneficia weldaden, (voor)rechten, inkomsten
beneficium curatum een ambt, waaraan zielzorg verbonden is
benevolus welwillend
Bercizoma, Bercomum, Bergae ad Zomam Bergen op Zoom
Bergae Bergen (Mons)
Bergae Divae Geertruidenberg
Berolinum Berlijn
Beverovicum Beverwijk
biblia bijbel
bibliopola boekverkoper
bidellus pedel, gerechtsdienaar
biduum twee dagen
bienn(al)is tweejarig
binatus: binati filii tweelingen
Bindrium  zie: Buscum Ducis
bini twee
binubus voor de tweede keer getrouwd
bladarius graanhandelaar
bladum graan
Bolsverda Bolsward
bombardarius gewerenmaker
bombex, -bicis katoen
Bommelia Zaltbommel
Bononia Bologna
bonus goed; bona ook: goederen
Borussia Pruisen
Bosc...  zie: Busc..
Brabantia, ook Bracbantum, Bratucpantus Brabant
braxator, -is brouwer
bredanus van Breda
Brema Bremen
brevis kort
Brida / Briela / Helium Den Briel
Brouwari portus / Bruvenhavia Brouwershaven
Brugae (Flandorum), Brugis, ook Brudg... Brugge, te Brugge
Bruxellae, Bruxellis Brussel, te Brussel
bruxellensis Brussels, van Brussel
Bullio(nium) Bouillon
Burdigala Bordeaux
burgensis, -is burger
burgimagister, -tri burgemeester
bursarius, bursator beurzenmaker
Buscus Ducis / Silva Ducis / Boscoducum / Bindrium 's-Hertogenbosch
cachexia tering, tuberculose
cadere, cecidi, casum II vallen; cadere ab ook: kwijtraken
cacaborum malleator, -is pannengieter
cacubarius kachelmaker
caduceator, -is heraut; stratenmaker
caecus blind
caelebs, -libis vrijgezel
caementarius metselaar
Caesar, -is Keizer
caesareus keizerlijk
calcarius kalkbrander
calc(e/i)arius schoenmaker
caldarifex, -ficis ketelmaker
calefactor, -is stoker
Caletum Calais
calciarius schoenmaker
Caletum Calais
calidus warm
califex, -ficis schoenmaker
caligator, -is kousen-, laarzen-, broekenmaker
calum(p)niare gerechtelijk protest aantekenen tegen
cambiator, -is wisselaar
camerarius / camerae propositus kamerheer
Campi(s) (te) Kampen
Campoveria / Veria / Vurnia Veere
campanarius klokkenluider
campus kamp (omheind land), veld
campi custos veldwachter
canabum hennep
cancellare doorhalen
candela kaars
candidarius bleker
canonicus kanunnik; wereldlijk
cantor, -is zanger
capillamentarius pruikenmaker
capitulum kapittel (college van kanunniken)
capsarius dozenmaker
carcanum halsijzer voor misdadigers
carere, carui II + abl. missen
carminator, is kaarder
carminum opifex, -ficis kaardenmaker
carnarius slager
carnifex, -ficis slager
Caroloregium Charleroi
carpentarius timmerman
carrucarius voerman
cas(s)a huis
castigare tuchtigen; (boek) corrigeren
Cataracta Gandavensis Sas van Gent
catopt(r)icus spiegelmaker
Cattorum Vicus Katwijk
cauculus potsenmaker
caupo, -nis waard, herbergier
caupona kroeg, herberg
causa oorzaak, rechtszaak
causa mortis doodsoorzaak
causidicus advocaat
cautio, -onis F borgtocht, onderpand
Carvo Grave
Casandria Cadzand
cedere, cessi, cessum III wijken; overdragen
cel..., coel...  zie ook: cael...
celebrare vieren
cellarium kelder
cellarius keldermeester
Cembum zie: Cenebum
ceme-  zie: coeme-
Cena domini (Maaltijd des Heren:) Witte donderdag
Cenebum Gennep
censuarius erfpachter
census, -us cijns
census vicinorum gebuurcijns
centenarius honderdjarige
centesimus honderdste
centum honderd
cerdo, -nis schoenmaker, leerlooier
cerevisia bier
-iae coctor bierbrouwer
-iae dispensator bierverkoper, kroegbaas
cerdo, -nis schoenmaker
certus zeker
ceterus overig
cetera (N plur.) de overige dingen, de rest
chalcographus kopergraveur
charta papier
chartarius papiermaker
Chattorum Vicus Katwijk
chelista violist
chiliarchus opperbevelhebber, overste
Chilonium Kiel (D)
chirotecarius handschoenenmaker
chirurgus dokter
choralis koorknaap
chorus koor
christianus christelijk
christiane op christelijke wijze
chymiator / chymicus chemicus
cimiterium, zie: coemeterium kerkhof
circa + acc. rond, omstreeks
circalator landloper
circinarius hoepelmaker
circumcellio, -nis rondzwervende monnik
Circumcisio Domini Besnijdenis des Heren (6 jan.)
cist(i)arius kisten-, kastenmaker
civilis burgerlijk
civis, -is burger
civissa burgeres
civitas, -tatis stad
Claraevallum Clervaux
Bernardus Claraevallensis Bernard van Clervaux
clarissimus zeer vermaard
claudere, clausi, clausum III (af)sluiten
claudus kreupel
claustrarius deurwachter
claustrum klooster
Clausulae / Clusa Sluis
clausus van claudere gesloten
tempus clausum "gesloten tijd", waarin trouwen niet mag, d.w.z. Advent en Vastentijd
clavarius / clavicularius spijkersmid
clericus geestelijke, geleerde, student; klerk
Cleva, Clevæ Kleef, te Kleef
clibanarius ovengieter
cloacarius beerputgraver
Clusa / Clausulae Sluis
clusor, -is smid
coctor (cerevisiae) (bier)brouwer
(placentarum) koekenbakker
cocus kok
coelebs zie: caelebs vrijgezel, ongehuwd
coemeterium kerkhof
coena zie: cena
cognatio, -nis F bloedverwantschap
cognatus bloedverwant
cohaeres, -redis mede-erfgenaam
collateralis in de zijlijn
collatio, -nis F benoeming, toewijzing
collector, is belastinginner
Colonia Agrippina Keulen
coloniensis Keuls
colonus pachter
colorator, -is verver
comes, -mitis graaf
comes palatinus paltsgraaf
Haga Comitis 's-Gravenhage
comitatus, -us M graafschap; gezelschap
comitissa gravin
commater, -tris meter, peettante
commendator, oris commandeur
commissio, -nis F opdracht, toestemming
commorari verblijven, wonen
commorans, -ntis verblijvend, wonend
communio, -nis F communie
communis gemeenschappelijk; gewoon
communista gemeentedienaar
communitas, -tatis F gemene gronden, gemeente
compactor (librorum) (boek)binder
comparare verschijnen; kopen
compater, -tris peter, peetoom
competere, competivi, competitum III toekomen
compos + gen. in het bezit van
computare rekenen
concessio, -nis F afstand (die men doet)
Conceptio Mariæ Maria Ontvangenis (8 dec.)
concilium concilie
iuxta concilii Tridentini decreta volgens de besluiten van het concilie van Trente
concordare overeenkomen (kopie met origineel)
concubinatus, -us samenwonen buiten huwelijk
condemnare veroordelen
condicio, -nis F (vaak: conditio) voorwaarde; toestand, beroep
sub condicione onder voorwaarde (dopen: na een nooddoop)
sub hac condicione onder deze voorwaarde
condicta bruid
condictus bruidegom
condimentarius kruiden-, specerijenhandelaar, drogist
conducere, conduxi, conductum III huren
conducticius dagloner
conductus, -us geleide
condus keukenmeester
confector, -is maker van
confector laterorum dakpannenmaker
conferre, contuli, collatum toewijzen
confessio, -nis F biecht
conficere (-io), confeci, confectum III (op)maken
confinis aangrenzend
confinium aangrenzend gebied
confirmatus gevormd
confirmatorum van de gevormden
confiteri, confessus sum bekennen, biechten
confessus na te hebben gebiecht
Confluentia Koblenz
congeneralis verwant
coniugare in het huwelijk verbinden
coniugatio, -nis F huwelijk
coniugatus gehuwd
coniugialis huwelijks-
coniugis van coniunx van de echtgeno(o)t(e)
coniugium huwelijk
coniugum van coniunx van de echtgenoten
coniunctio, -nis F verbintenis, huwelijk; verwantschap
coniungere, coniunxi, coniunctum III verbinden
matrimonio coniungere in de echt verbinden
matrimonio coniunxi ik heb in de echt verbonden
matrimonio coniuncti in de echt verbonden, getrouwd
coniu(n)x, -iugis echtgeno(o)t(e)
conlugum van de echtgenoten
con(n)ubium huwelijk
consanguineus bloedverwant
consanguinitas, -tatis F bloedverwantschap
consanguinitatis impedimentum het beletsel, gevormd door bloedverwantschap
consensus, -us M toestemming
consensu parentum met toestemming van de ouders
de meo consensu met mijn toestemming
consentio, -nis F toestemming
consiliarius raad, raadsheer
consilium raad
consobrina nicht, kind van zuster
consobrinus neef, kind van zuster
conspicillarius brillenmaker
consuetus gebruikelijk
consul, -is schout, raadsheer, senator, burgemeester
continere, continui II omvatten
contionator, -is prediker, pastoor
contra + acc. tegen
contrahere, contraxi, contractum III sluiten (bijv. huwelijk)
contrapignus, -noris N onderpand
contumacia verstek, weerspannigheid
contumax, -macis die niet komt opdagen bij een rechtzaak
conventualis, -is kloosterling
conventus, -us klooster, convent
convertere, conversi, conversum III bekeren
conversus bekeerd
convicinus buur
coopertor, -is dakdekker
copula band
copulare trouwen, in de echt verbinden
copulatio huwelijksvoltrekking
coram + abl. ten overstaan van, aan, in het bijzijn van
corbo, -nis mandenvlechter
cordarius touwmaker, touwslager
cordifex, -ficis touwslager
Coriovallum / Huleri Heerlen
corpus, -poris N lichaam, lijk
Corpus Christi Sacramentsdag
corrigator, -is / corrigiarius gordel-, riemenmaker
Cortracum / Cutracum Kortrijk
costa rib; vrouw
Covordia Coevorden
creator, -is schepper, de Schepper
creditum het verschuldigde, vordering
criminalis (causa) straf-(zaak)
cui zie: qui aan wie, waaraan
cuius  zie qui - wiens, wier, van welke
culcit(r)arius pijenmaker
cultellarius messensmid
cum + abl. met
cuparius kuiper
cupendinarius koekenbakker
cuprarius kopersmid
cura zorg
cura animarum zielzorg
curandus/a pleegzoon/pleegdochter, pupil
curare zorgen voor
curator, -is voogd; curator
curatus pastoor, belast met zielzorg (cura animarum, curia)
beneficium curatum een ambt, waaraan zielzorg verbonden is
curia hof; raadhuis; zielzorg
currarius (faber) wagenmaker
cursor, -is bode
custos, custodis bewaker, koster
Cutracum / Cortracum Kortrijk
Dammona / Damum Appingedam
dare, dedi, datum geven
datum (uit)gegeven, dag van uitgifte, datum
dato op de dag van uitgifte
de dato van/op de dag
Daventria(e) (te) Deventer
de + abl. over, van(af)
de consensu met toestemming
debere, debui, debitum II moeten; verschuldigd zijn
debilitas, -tatis F gebrekkigheid
debilitate senectutis door zwakheid, veroorzaakt door ouderdom
debitum schuld, verplichting
debitus verplicht, verschuldigd
decanatus, -us decanaat
decanus deken
decedere, decessi, decessum III vertrekken, sterven
decem tien
December, Decembris december, van december
decemvir, -i lid van een college van tien raadsheren
decennis tienjarig
decima tiende (kerkelijke belasting)
decimus tiende
circa decimam antemeridianam rond tien uur 's morgens
declarare verklaren
declaravit se scribere non posse hij/zij verklaarde niet te kunnen schrijven
decollare onthoofden
decretum beslissing
dedi, zie dare ik heb gegeven
deesse, defui afwezig zijn, missen
deferre, detuli, delatum brengen
definitivus definitief, eind-
definitiva (sententia) eindvonnis
defungi, defunctus sum III overlijden
defunctus/a overleden M/F
defunctorum van de overledenen
deglubitor vilder
dei zie: deus van God
deinde vervolgens
delatus van deferre gebracht
Delf...  zie: Delph...
deliberare overleggen; (af)leveren
delictum misdaad
delineator tekenaar
Delphi(Batavorum) / Delph(i)um Delft
denarius penning
denatus gestorven
deo zie: deus God (dat./abl.)
deservitor, -is waarnemend pastoor
designare aanwijzen
destitutus (sensibus) (van zijn zinnen) beroofd
desunt van deesse zijn afwezig
detuli van deferre ik heb gebracht
deus, dei God
pro deo gratis (om Godswil)
devotus vroom
filia/virgo devota geestelijke dochter/maagd, kwezel, klopje
dicere, dixi, dictum zeggen
dixi, dixit, dixerunt ik zei, hij/zij zei, zij zeiden
dicitur wordt gezegd, wordt genoemd
dictus gezegd, genoemd
dictum (est) (er is) gezegd
dies, diei M, gen. plur. dierum, abl. diebus dag
... dierum van .. . dagen
dies natalis geboortedag
digitalarius vingerhoedenmaker
dignus + abl. waard(ig)
dimidium helft
dimidius half
dimissoriales, litterae ~ geloofsbrieven
dioecesis F bisdom
discretus verstandig
discutire , discussi, discussum betwisten
discussio, -nis F het betwisten (van een vordering)
dispensare dispensatie verlenen
dispensatio, -nis F dispensatie, ontheffing
divinus goddelijk
divini verbi minister (D.V.M.) bedienaar des goddelijken woords, predikant
divisio, -nis F verdeling
doctor utriusque iuris doctor in de beide rechten (wereldlijk en kerkelijk)
doctus, doctissimus geleerd, zeergeleerd
doliarius vatenmaker, kuiper
domicella juffrouw
domina vrouw(e)
dominella juffrouw
dominica zondag
dominium domein
dominus (anno domini) heer (in het jaar des Heren)
domistadium hofstede
domus F IV huis
ad domum aan huis (dagvaarding, aanzegging)
domum ook naar huis
donatio, -nis F schenking
Dordracum, Dordraci Dordrecht, te ~
dorsum rug(zijde)
Dotecum Doetinchem
Drusoburgum Doesburg
dubium twijfel
ducatus, -us hertogdom
ducenti, -esimus tweehonderd(ste)
Dudmala / Dumella Dommel
dulciarius suikerbakker
dum terwijl
duo twee
duodecennis twaalfjarig
duodecim twaalf
duodecimus twaalfde
Ad Duodecimum Dodewaard
duplex, -plicis dubbel, twee keer
Durninum Deurne
duumvir, -i lid van een college van twee (burgemeesters)
dux, ducis hertog
Silva/Buscum Ducis 's-Hertogenbosch
e zie: ex
Eboracum York
Eburacum Novum New York
ebursator betaalmeester
ecclesia kerk
ecclesie minister dienaar van de kerk: pastoor, predikant
ecclesiastis geestelijke
edere, edidi, editum III uiten; uitgeven (boek)
effestucando resignare "met de halm (halmelings) vertiën", door middel van de halm afstand doen
ei zie: is aan hem, aan haar, eraan, zij (meervoud)
Eindovia Eindhoven
eius zie: is zijn, van hem, haar, van haar, ervan
eiusdem zie: idem van de/hetzelfde
elapsus (van elabi) afgelopen
elemosyna aalmoes
Embdae, Embdis (te) Emden)
emissio (secunda) (tweede) druk
emittere, emisi, emissum III uitgeven, publiceren
emptor, -is (in)koper
Enchusa Enkhuizen
enim immers, namelijk
eodem zie: idem door/in dezelfde/hetzelfde
ephipp(i)arius zadelmaker
ephorus voorzitter
episcopalis bisschoppelijk
episcopus bisschop
eques, equitis ridder, ruiter
magister equitum ritmeester
equicida paardenslager
equicius paardenhandelaar
ergastularius tuchthuismeester
esse, fui zijn
est, sunt (hij/zij) is, (zij) zijn
erat, erant (hij/zij) was, (zij) waren
fuit, fuerunt / fuere (hij/ zij) was/is geweest, (zij) waren/zijn geweest
et en, ook
etiam ook
ex uit, sinds, tengevolge van, op grond van
exactor belastinginner
examinator iuste mensure ijkmeester
excoriator leerlooier
excudere, excudi, excusum drukken (boek)
exequiae uitvaart
exeuntium  zie: exire
exhaustus uitgeput
eximius voortreffelijk
exire, exii, exitum uitgaan, verlaten
exeuntium sacramenta de sacramenten der stervenden
exnunc vanaf nu
expensum uitgave
expirare de laatste adem uitblazen
expositus/a vondeling(e)
expressus uitdrukkelijk
exsequiae (ook exequiae) uitvaart
extensor uitrekker (folterknecht)
extinctus overleden
extra + acc. buiten
extraneus van buiten, vreemdeling
extraordinarius buitengewoon
extremus laatst, uiterst
extremis (prae)munitus voorzien van de laatste sacramenten
extunc sindsdien
faber, -bri handwerksman, smid
fabricator, -is maker, fabrikant
facere (-io), feci, factum maken, doen
facit (boekhouding) maakt, bedraagt
fecit hij/zij heeft gemaakt
facies gezicht
in facie ecclesiæ ten overstaan van de kerk
Falconis Mons Valkenburg
falsarius vervalser
famella dienstmaagd
famellus knecht, bediende
famula dienstmaagd
famulus knecht, bediende
farina meel
farinarius meelverkoper
fartor worstenmaker
fatuus onnozel
febris, is F (abl. febri) koorts (door koorts)
Februarius, Februarii februari, van februari
Felua / Velua Veluwe
femella vrouw
fere bijna
feretrum baar
feria (feest)dag
feria prima, secunda etc. zondag, maandag etc.
ferrarius ijzer-
ferre, tuli, latum dragen, brengen, zeggen
ut ferunt, ut fertur zoals ze zeggen, zoals men zegt
festum feest
fibula speld
fideicommissio erfstelling over de hand
fideiussio, -nis F borgstelling, borgtocht
fides, -ei geloof
fide dignus betrouwbaar
figulus pottenbakker
filia dochter
filia devota geestelijke dochter, kwezel, klopje
filialis hulpkapel, hulpkerk
filiaster, -tri stiefzoon, schoonzoon
filiastra stiefdochter
filiola dochtertje
filiolus zoontje
filius zoon
finis, -is M/F einde
fiscus kas, staatskas
fistularius pijper
Flandr(i)a Vlaanderen
flandrensis / flamingus Vlaams
flebotomarius aderlater
Fles(s)inga Vlissingen
Flevo Urk
Flevolandia Vlieland
Florentia Florence
florenus gulden
Fluetum Vleuten
focaria keukenmeid
focarius keukenjongen
folium bladzijde
fons, fontis M bron, doopvont
forma vorm
fortasse misschien
forum markt
Franechera(e) (te) Franeker
frater, -tris broer
frenarius riemenmaker
frigidus koud
Frisia Friesland
frisius / friso, -nis Fries
fructus, -us M vrucht, inkomen
frumentarius korenhandelaar
frumentum koren
fuit; fuere, fuerunt zie esse perf. v. esse: hij was; zij waren
fullo, -nis volder
fulmen, -minis N; fulmine tactus bliksem; door de bliksem getroffen
funarius touwslager
fundus landgoed
furnarius ovenmaker
fusor gieter (beroep)
fusor campanarum klokkengieter
galgiator, -is laarzenmaker
gallicus Frans
gallice in het Frans
Galopia Gulpen
gama dame
Gandavum / Gantum Gent (B)
gandavensis van Gent
Ager / Cataracta Gandavensis Sas van Gent
ganea hoer
gangredo, -dinis F kanker
Ganipa Gennep
Gannita Gent (Gld NL)
Gantum / Gandavum Gent (B)
garcifer, -i kok, keukenjongen
garcio, -nis knecht
Gaudanum / Gouda / Golda / Tergum Gouda
Gel(d)ria Gelderland
gemelli, gemellae tweelingen, M & F
gemini, geminae tweelingen, M & F
gemmarius juwelier
gener, -i schoonzoon
generalis, (bijwoord) generaliter algemeen, in het algemeen
generalis militiae praefectus generaal
generosus weledelgeboren
gens, gentis F familie, volk
genus, generis N geslacht, soort
generis masculini, feminini van het mannelijk, vrouwelijk geslacht
germana zuster
Germania Duitsland
germanus broeder
Gertrudis: Sanctæ Gertrudis Mons Geertruidenberg
gnanus dwerg
Goderea Goeree
Gorichemium / Gorcomium Gorinchem
Gouda / Golda / Gaudanum / Tergum Gouda
gradus, -us graad (van bloedverwantschap)
gradus collateralis verwantschapsgraad in zijlijn
gradus mixtus gemengde verwantschapsgraad
gratia gunst, genade
Gravia, Graviae Grave, te Grave
gravidus zwanger
gravitas, -tatis F gewicht; zwangerschap
greffiarius griffier
gruta gruit (kruidenmengsel om bier van te maken)
grutarius gruitmeester
gubernator bestuurder
Gulia / Gullus Geul
Gulles Gooi
habere, habui, habitum II hebben, houden, verkrijgen
habito ... , habitis .. . na het verkrijgen van .. .
habitare; habitans, -ntis wonen; wonend, inwoner
haemorragia bloeding
haeres  zie: heres
Haga Comitis / Comitum 's-Gravenhage
hagensis Haags
Han(n)onia / Han(n)ovia / Han(o)govia Henegouwen
hanoniensis etc. Henegouws
Harderovicum Harderwijk
Harlemum Haarlem
Hasseletum Hasselt (NL & B)
hebdomas, -madis F week
... hebdomadum van ... weken
Helium zie Brida Den Briel
here gisteren
hereditarius erfelijk
hereditas, plur. -tates erfenis, erfgoederen
census hereditatis erfpacht
heres, heredis erfgenaam
Herpina Herpen
hesternus van gisteren
hibernalis van de winter, winter-
hic hier
hic, haec F, hoc N deze, dit
huius van deze, van dit; dezer, van deze maand
huius modi van deze aard, dergelijk
hoc die, hoc anno op deze dag, dit jaar
ad hoc te dien einde, hiertoe
hiems, hiemis M winter
Hlara Laren (NH)
hodie heden, vandaag
homo, hominis mens
honestas, -tatis F eerbaarheid
honestus eerzaam, ook: "van stand"
hora uur
duodecim horarum van twaalf uren
Horna (Westfrisiorum) Hoorn
horreum schuur
hortus tuin
hospes, -pitis gastheer, waard
Hreni / Rhena Rhenen
huiadem alhier
huiades mensen van hier
huius zie: hic van deze
huiusmodi van deze aard, dergelijk
Huleri / Coriovallum Heerlen
humanus menselijk
humare begraven
Husuduna Huizen (NH)
hydropisis waterzucht
iacere, iacui II liggen
iam al, reeds
Ianuarius, Ianuarii januari, van januari
ibidem op dezelfde plaats, aldaar
idem, eadem F dezelfde, hetzelfde
eiusdem van dezelfde, van hetzelfde
eodem anno in hetzelfde jaar
ignarus onwetend, niet kunnende
ignotus onbekend
ille, illa F, illud N hij, zij, dat, die
illegitimus onwettig
illicitus ongeoorloofd
illius zie: ille van hem, van haar, van die
illuminator illustrator
illustrissimus dominus (titel) zeer illustere heer
imbecillis zwak
impedimentum (huwelijks)beletsel
impensum uitgave (geld)
impensis + gen. op kosten van .. .
imperium bevel; keizerrijk
Sacrum Romanum Imperium het Heilige Roomse Rijk
Imperium Noviomagense het Rijk van Nijmegen
impertire toewijzen, toekennen, verlenen
impertiri solitus die gewoonlijk verleend wordt
impetitio, -nis F aanspraak
impregnatio, -nis F zwangerschap
impressor, -is drukker
imprimere, impressi, impressum III drukken
impressum est apud ..., imprimebat ... is gedrukt bij ...
improles zonder kinderen
improvisus onvoorzien
impubes niet volwassen, onmondig
incantator tovenaar
incertus onbekend, onzeker
incerti patris van wie de vader onbekend is
incestum bloedschande
incisor (pannorum) snijder (van doeken, textielhandelaar)
inclusa kluizenaarster
inclusus kluizenaar
incognitus onbekend
incola M inwoner
indemnitas, -tatis F schadeloosstelling
infans, -ntis kind, zuigeling
infantia kindertijd, kinderjaren
infantulus zuigeling
infirmitas, -tatis F ziekte
infirmus ziek
infirmorum sacramenta de sacramenten der zieken
inflammatio, -nis F ontsteking
informator, -is huisleraar
infra beneden, onder
infrascriptus ondergeschreven, ondergetekende
inire, ini(v)i, initum ingaan, (huwelijk) aangaan
innocens, -ntis onschuldig
innuptus ongetrouwd
inopinatus onverwachts
insanabilis ongeneselijk
insania waanzin
insanus waanzinnig
inscribere, inscripsi, inscriptum inschrijven
instantia aandrang
institor, -is koopman, handelaar
instrumentum akte
inter + acc tussen, onder
interest het is van belang
quorum interest van degenen, die het aangaat
interstitium tijd tussen de afkondigingen
intestatus, ab intestato zonder testament
intimare dagvaarden
intronisare trouwen
inunctus ongezalfd
invenire, inveni, inventum vinden
inventus gevonden
inventarium boedelbeschrijving
investire bekleden (met een ambt)
Ipra(e) / Ipretum Yperen
is M, ea F, id N hij, zij, het, die, dat
eius van hem, zijn, van haar, haar, ervan
eo, quod daarom, omdat; daardoor, doordat
Isala IJssel
Isalandia / Sallandia Salland
iudex, iudicis rechter
iudicium gerecht, rechtbank; oordeel
iugerum morgen (opp. maat)
Iugila / Gulia / Gullus Geul
Iulius, Iulii juli, van juli
iungere, iunxi, iunctum verbinden
matrimonio iuncti sunt zij zijn in de echt verbonden
Iunius, Iunii juni, van juni
iuramentum eed
iurare zweren
iuratus onder ede; beëdigd
ius, iuris N recht; gerecht
iura soluta sunt de rechten zijn betaald
iuris consultus, iurisconsultus rechtsgeleerde, advocaat
ius patronatus benoemingsrecht
utriusque iuris doctor doctor in beide rechten (kerkelijk & wereldlijk)
iusticiarius rechter
iuvenis, -is jongeman, vrijgezel
iuxta + acc naast, volgens
labi, lapsus sum III vallen, uitglijden
labor, -is M arbeid
laborare werken, lijden aan (een ziekte)
laedere, laesi, laesum kwetsen
Laica / Lecca Lek
laicus leek
languor, -is M zwakte, ziekte
laniatorium slachthuis
lanifilator, -is wolspinner
lanifilitrix, -tricis wolspinster
lanio, -nis slager
lanitonsor, -is wolscheerder
lapicida steenhouwer
lapsus van labi gevallen, uitgegleden
later, -is baksteen
latifex, latrifex, -ficis steen-, pannenbakker
latus, lateris N zijde, bladzijde
latus van ferre gebracht, gedragen
(summa) lateris (boekhouding) het totaal van de bladzijde
Laurum / Lerdanum Leerdam (Laurum eig. Woerden)
Lecca / Laica Lek
lector, -is lezer; leraar
lectori salutem den lezer heil
lectus bed
Ledi / Lyra / Nevesdum Lier
legare legateren
legitimus wettig
Leida / Lugdunum Batavorum Leiden
leodiensis Luiks, van Luik
Leodium Luik
Leovardia / Livardia Leeuwarden
Lerdanum / Laurum Leerdam (Laurum eig. Woerden)
lethargus slaapziekte
levare opheffen
levantes doopheffers
levis licht
lex , legis F wet
liber, -i vrij, ongehuwd, vrijgezel
liberi, -orum kinderen
liber, libri boek
liber rationum huishoudboek, familiekroniek
libra pond; weegschaal; waag
libraria bibliotheek
librarium waag; bibliotheek
librarius schrijver; boekverkoper; waagmeester
licentia toestemming, vergunning; universitaire graad, recht gevend om les te geven
de mea licentia met mijn toestemming
licentiatus licentiaat, de "licentia" bezittend
utriusque iuris licentiatus licentiaat in de beide rechten (Romeins en kerkelijk)
ligator, -is boekbinder
ligius door leeneed verbonden
homo ligius leenman, vazal
dominus ligius leenheer
ligatus/a echtgenoot
lignarius, faber lignarius timmerman
lignum hout
linea lijn
linea collateralis zijlijn (verwantschap)
Linga Linge
linifex, -ficis linnenwever
lis, litis F proces
litterae, -arum (v. meerv.) brief, akte, oorkonde
Livardia / Leovardia Leeuwarden
lixa kok, zoetelaar, marketenter
locus plaats
loco + gen. (cuius loco) in plaats van (in wiens/wier plaats)
locum tenens stadhouder; luitenant
Londinium, Londinii Londen, te Londen
longus lang, ver
longe ver (bijw.), verreweg
Longa Aqua Linge
lorarius zadelmaker
lotrix, lotricis wasvrouw
Lovinium / Lovania Leuven
lucus woud
Ludovicus Lodewijk, Louis
ludus spel, school
ludimagister schoolmeester
Lugdunensis van Lyon of Leids
Lugdunum Lyon
Lugdunum Batavorum, Lugduni Batavorum Leiden, te Leiden
Lutetia, Lutetiae (Parisiorum) Parijs, te Parijs
lutheranus luthers
Lyra / Ledi / Nevesdum Lier
macellarium vleesmarkt
macellarius slager
machinator, -is ingenieur
Machlinium Mechelen
macies magerheid, schraalheid
magister, -stri meester
magister burgensis burgemeester
magister civium burgemeester
magister coquinae keukenmeester
magister equitum ritmeester
magister in legibus meester in de rechten
magister in artibus meester in de "vrije kunsten"
ludi magister schoolmeester
magnus groot
maior, -is groter
Maius, Maii mei, van mei
majorennis, -is meerderjarig
malignus boosaardig
malleator smid
mamburnus voogd etc., zie mundiburdus
Manarmanis Portus Zoutkamp
mane 's morgens vroeg
mango, -nis paardenhandelaar
mansio, -nis landgoed, hoeve
mansionarius horige
mansionile hofstede
mansus hoeve (ook opp. maat)
marca mark
marc(h)io, -nis markgraaf, markies
marchisia markiezin
marchisus marchio
marechallus maarschalk
margo, marginis N marge
in margine in de marge
marinarius zeeman
marita bruid, echtgenote
maritata getrouwd
Mars(a)na Meersen
Martius, Martii maart, van maart
masculinus mannelijk
masculini generis / sexus van het mannelijk geslacht
masculus mannelijk, jongen
Maseca / Maslarium Maaseyk
massarius rentmeester, meier ( vilicus)
mater, matris moeder
matris van de moeder
maternus van moederskant
matertera tante aan moederskant
matertera magna zuster van grootouder aan moederskant
matertera maior zuster van overgrootouder aan moederskant
matertera maxima zuster van betovergrootouder aan moederskant
Matilo Rijnsburg
matricularius koster
matrimonium (inire, contrahere) huwelijk (sluiten)
matrimonium ini(v)erunt, contraxerunt zij sloten een huwelijk
matrimonio (con)iuncti sunt zij zijn in de echt verbonden
matrimus van wie de moeder nog leeft
matrina meter
matrona getrouwde vrouw, huisvrouw
matruela nicht: dochter van de zuster van de moeder
matruelis neef: zoon van de zuster van de moeder
maturus vroeg
matutinus ochtend-, na middernacht
maximus grootst, zeer groot
me mij (acc. of abl.)
mecum met mij
mechanicus handwerksman
Medemelacum Medemblik
medietas, -tatis F helft
Medioburgum Middelburg
medius midden
media nocte om middernacht
memoria herinnering, nagedachtenis
beatæ (piæ) memoriæ zaliger nagedachtenis
mens, mentis F geest
insanæ mentis, insana mente met een krankzinnige geest, krankzinnig
mensa tafel (ook voor uitdeling aan armen); wisselbank
mensa Sancti Spiritus armenhuis
mensis, -is m maand
sex mensium van zes maanden
menstruus maandelijks, van een maand (oud)
mensura maat, gemet (opp. maat)
mentionare vermelden
mercator, -is koopman
mercenarius dagloner, gehuurd
meretrix, -tricis hoer, ongehuwde moeder
meridianus van de middag, 's middags
meridies (ante-, post meridiem) middag (voor, na de ~)
Merivido Merwede
meus M, mea F, meum N mijn
mihi aan mij
miles, -itis soldaat
miles aurei velleris ridder van het Gulden Vlies
mille(simus) duizend(ste)
minister, -tri dienaar
divini verbi minister (D.V.M.) bedienaar des goddelijken woords, predikant
ecclesie minister dienaar van de kerk: pastoor, predikant
ministerium dienst (als predikant)
minor, -is minder; minderjarig
minorennis minderjarig
minutor, -is aderlater
miser, -i ongelukkig, ellendig
missa mis
mixtus gemengd (bloedverwantschap
modicus matig, bescheiden
modius mud
modo onlangs; mits; slechts; abl. van modus
modus wijze, manier, maat
molendinarius molenaar
molendinum molen
molitor, -is molenaar
Monachodamum Monnikendam
monachus monnik
monasterium klooster
monialis non
moram gerere zich ophouden
morbus ziekte
morbo door een ziekte
moribundus stervend
moribundorum sacramenta de sacramenten der Stervenden
mors, mortis F de dood
dies mortis dag van overlijden
mortalis,-is; mortaliter (laesus) dodelijk (gewond)
mortuus dood, overleden(e)
mos, moris m (de more) gewoonte (volgens de gewoonte)
Mosa Maas
Mosæ Traiectum, Mosæ Traiecti Maastricht, te Maastricht
mosætraiectensis uit Maastricht
M(o)uda Muiden
mulier, -is vrouw
multor, -is molenaar
multus veel
mundiburdus voogd, gevolmachtigde, curator van minderjarige, vrouw of geestelijke (momboor, momber); Heilige Geestmeester, armenmeester
munitus (extremis sacramentis) voorzien van (de laatste sacramenten)
murarius metselaar
mutus stom
nam want
nanus dwerg
nasci, natus sum III geboren worden
nativitas, -tatis F geboorte
nativus geboortig
naturalis natuurlijk (onwettig kind)
natus geboren, zoon, F nata dochter
nauta schipper, zeeman
navis, -is schip (ook van de kerk)
nec non en eveneens
necessarius nodig
necesse est het is nodig
necessitas, -tatis noodzaak, nood
in necessitate baptisatus met een nooddoop gedoopt
nemus, nemoris N woud, bos
Neom...  zie: Noviom...
neonatus pasgeboren
neosponsi de jonggehuwden
nepos, nepotis kleinzoon, nakomeling
neptis, -is kleindochter
nesciens (scribere) onwetend, niet kunnende (schrijven)
nescius onwetend, onkundig
netor, -is spinner
netrix, netricis spinster
Nevesdum / Ledi / Lyra Lier
nobilis edel, van adel
nobilissimus zeer edel
nocturnus van de nacht, 's nachts
Noda Grebbe
nomen, -minis N naam
(in) nomine in, uit naam van
nominare noemen
nominari genoemd worden, heten
nonagenarius negentigjarig
nonagesimus negentigste
nondum nog niet
nongentesimus negenhonderdste
nonus negende
Nortga Noordwijk
notarius notaris
nothus bastaard, onecht
novalis (ager) onontgonnen, braak(land)
decima novalis tiende op onontgonnen land
novellus beginneling
novem negen
November, Novembris november, van november
novennis negen jaar oud
noverca, novercus stiefmoeder, stiefvader
Noviomagensis Nijmeegs
Noviomagus / Neomagus etc. Nijmegen
Imperium Noviomagense het Rijk van Nijmegen
nunc nu
nuntius (gerechts)bode
nuper onlangs
nuptiae, -iarum bruiloft, huwelijk
nurus, -us schoondochter
nutriens (ancilla) voedend (min)
obire, obii, obitum overlijden
obiit (hij/zij) is overleden
obitorium dodenboek
obligatio, -nis F verplichting
obrutus begraven
obseques, obsequiae plechtige uitvaartdienst
observare in acht nemen
observandis observatis met inachtneming van de regels
obstare, obstiti, obstitum in de weg staan
non obstante impedimento zonder dat er een beletsel is
obstetrix, -tricis vroedvrouw
obtinere, obtinui, obtentum II verkrijgen
obtenta dispensatione na dispensatie te hebben verkregen
occidere, occidi, occisum doden, vermoorden
occidentalis westelijk
octo, octavus acht, achtste
octennis achtjarig
octingenti, -tesimus achthonderd(ste)
October, Octobris oktober, van oktober
octogenarius tachtigjarig
octoginta, octogesimus tachtig(ste)
oeconomus huismeester
officialis een functie bekledend, beambte
officina werkplaats, fabriek, winkel, drukkerij
officium ambt
ex officio op grond van zijn ambt
oleum olie, oliesel
olim vroeger
omnis, -is, plur. omnes, omnium, omnibus al, geheel, alle(n)
omni modo op elke manier
onus, oneris N last
operarius handwerksman, werkman
operarius scriniarius schrijnwerker
opificium handwerk, beroep
oppidanus stedeling, burger
oppidum stad
opus, operis N werk
opus est het is nodig
ad opus + gen. ten behoeve van
oratorium kerk
orbatus ab beroofd van
orbitas weesschap, kinderloosheid
orbus wees
ordinare opstellen
ordinarius gebruikelijk
organum orgel
orientalis oostelijk
origo, originis F oorsprong, afkomst
oriundus afkomstig, afstammend van
orphanotrophium weeshuis
orphanus wees
utroque parente orphanus wees, die beide ouders verloren heeft
ortus afkomstig
ortus zie: hortus tuin
pactio, -ionis pacht
pactus, -us pacht
paedagogus opvoeder, leraar
paenultimus (-a) op een na laatste (dag van de maand)
pagamentum betaling
pagare betalen
pagimagister (dorps-) burgemeester
pagus gouw, dorp
palus, paludis F moeras
Palus Sancti Martini Sint Maartenspolder
panifex, -ficis bakker
panificium bakkerij
pannicida kleermaker
pannifex, -ficis lakenwever
pannitonsor, -is lakenscheerder
pannus lap, stof, laken
domus pannorum lakenhal
papa paus
papalis pauselijk
parens, -entis ouder
consensu parentum met toestemming van de ouders
pariter (te)gelijk
parochianus lid van de parochie
parochus pastoor
pars, partis F deel
ex parte + gen. namens
partim gedeeltelijk
partus, -us M bevalling
parvus, parvulus klein, heel klein
pascuum weide
passare passeren (akte)
passatus (anno passato) (in het) afgelopen (jaar)
pastillarius pasteibakker
pastor, -is pastoor
pastoria pastorie, parochie
pastura weide
pater, -tris vader
patris van de vader
paternus van vaderszijde
patria vaderland, geboorteland
patrimus van wie de vader nog leeft
patrinus; patrini peetvader, peter; peetouders
patruelis, -is neef van vaderskant
patruus oom, broer van vader
patruus magnus oudoom, oom van vader
patruus maior oudoom, broer van grootvader
pauper, -is arm
pauperculus arm mannetje
pecia een stuk
pecunia geld
pedisequa dienstmeid
pedisequus dienaar
pellifex, -ficis leerlooier
pelliparius leerbewerker, bontwerker
pen...  zie ook: paen... en poen...
penes + acc. bij
pensio, -nis F betaling, belasting, pacht
pensionarius pachter
per + acc. door
pera buidel, tas
peregrinus pelgrim, vreemdeling
perhonestus Weledele
periculum gevaar
perpetuus eeuwig
persona persoon
persona persoon; de pastoor in titel, die niet belast was met de zielzorg, maar wel de inkomsten van het ambt genoot. De zielzorg was in handen van zijn 'vicarius'.
pertinentiae,-iarum of pertinentia N plur. toebehoren, wat er bijhoort
pertinere, pertinui, pertentum II behoren (tot)
Petripolis Steenbergen
Philaeum / Groninga Groningen
phrenesis waanzin
pht(h)isis, -is F; phthisi tering, tuberculose; door TBC
pictor, -is schilder
pigmentarius zalfmaker, zalfverkoper
piscator, -is visser
pistor, -is bakker
pius vroom
placidus rustig, vreedzaam
platea straat, weg
plebanus plebaan, pastoor van een kathedraal
plebs, plebis F volk
plenipotens, -ntis gevolmachtigd
plumarius verenhandelaar
plures (alii) veel (anderen)
plurimus zeer veel
pluvia regen
poena straf, boete
poenitentia berouw
poenitentiarius biechtvader
pomarius appelkweker, appelverkoper
pomeridianus zie: postmeridianus na de middag
pontifex, -ficis bisschop
pontifex maximus paus
populus volk
porcus varken
portitor, -is drager
portus, -us haven
possidere, possedi, possessum II in bezit hebben
post + acc. na
postea daarna
posthumus na de dood van de vader (geboren)
postmeridianus van de middag, 's namiddags
postquam nadat
postridie de volgende dag
potens, -ntis (facere) (handelings)bevoegd
prae + abl. voor, wegens
praebere, praebui, praebitum II aanbieden, verlenen, verschaffen
praedicans, -ntis predikant
praefectus voorzitter, opzichter, verantwoordelijke
praegnans, -ntis zwanger
praehabere II van tevoren hebben
praeintimare opzeggen, van te voren aankondigen
praelatus prelaat (iemand met een belangrijke functie in de RK kerk)
praelum (druk)pers
praemittere, praemisi, praemissum vooraf laten gaan
præmissis sponsalibus voorafgegaan door de ondertrouw
præmissa, -orum N het voornoemde
praemunitus + abl. voorzien van
praenobilis zeer edel
praepositus proost, hoofd van een kapittel (capitulum)
praesens, -ntis aanwezig, tegenwoordig, deze
praesentibus ... in aanwezigheid van ...
praesentia, -orum N plur. ook: deze akte
praesentia aanwezigheid
praesentinus aanwezig
praesidium garnizoen
praestare, praestiti, praestitum verlenen
præstante deo met Gods hulp
praeter + acc. behalve
praetor, -is burgemeester, stadsbestuurder, schout, rechter
praetorium stadhuis, rechtbank
praevius voorafgaand
praeviis tribus bannis na de drie afkondigingen
pre...  zie ook: prae...
precarium belasting
precium  zie: pretium
presbyter, -eri priester
pres...  zie ook: praes...
pretium prijs
prex, precis F gebed
pridie de dag ervoor
primarius eerste, opper-
primogenitus eerstgeboren
primogenitus fontis (lett. van de doopvont) de eerste die na Pasen met het nieuw gewijde doopwater gedoopt werd
primus eerste
princeps, principis prins
prior, prius (N of adv.) eerder, tevoren
a priori van tevoren
privatus + abl. beroofd van
pro + abl. voor, in plaats van
proavia overgrootmoeder
proavitus voorvaderlijk
proavus overgrootvader, voorvader
probare aannemelijk maken, bewijzen
proclamatio, -ionis F (huwelijks)afkondiging
procuratio, -ionis F machtiging
progenies, -iei nageslacht
proles, -is nageslacht, kind
promeridianus ochtend-
promittere, promisi, promissum III beloven
promulgatio, -ionis F afkondiging
prope + acc. dichtbij
proprietarius eigenaar
proprius eigen
propter + acc. wegens
prout al naar gelang
provectus ( ~a aetas) gevorderd(e leeftijd)
provisus + abl. voorzien van
publicanus tollenaar, belastingpachter
puella meisje
puer, -i jongen, kind
puerpera kraamvrouw
puerperium bevalling, kraambed
puerulus jongetje
pusio, -nis kleine jongen
pustula puist
quadragenarius veertigjarig
quadraginta, -gesimus veertig(ste)
quadragesima ook: Vasten
quadriennis vierjarig
quadringenti, -ntesimus vierhonderd(ste)
quae zie: qui
quam cito zodra
quartus vierde
quartus gradus vierde graad (bloedverwantschap)
quarum zie: qui van wie, van welke (F)
Quasimodo eerste zondag na Pasen, als de mis begint met "Quasimodo geniti infantes" "Als pasgeboren baby's"
quattuor vier
quattuordecim veertien
quattuordecennis veertienjarig
qui M, quae F, quod N die (betrekkelijk voornaamwoord)
acc. quem M, quam F, quod N die (acc.)
plur. qui M, quae F, quae N die (betr. voornaamwoord meervoud)
acc. quos M, quas F, quae N die (acc. meervoud)
cuius; plur. quorum, quarum wiens, wier, waarvan; van wie, wier, waarvan
cuius loco; quorum loco in wiens plaats; in wier plaats
quorum vices supplevit ... van wie (meervoud) de plaats innam ..
pro quo; pro quibus in wiens plaats; in wier plaats
quae declaravit ... die verklaarde, en zij verklaarde ...
quia omdat
quibus zie: qui aan, voor, door wie/welke
quidam een zekere, de een of andere, enige
quietus rustig
quindecennis vijftienjarig
quindecim vijftien
quindecimus vijftiende
quingenti, quingesimus vijfhonderd(ste)
quinquaginta, -gesimus vijftig(ste)
quinque vijf
quinquennis vijfjarig
quintus vijfde
quitare betalen
quondam eens, ooit, eerder
filius quondam Johannis zoon van wijlen Jan
quorum zie: qui van wie, van welke (M / N)
ratihabitio, -nis F ratificatie, goedkeuring, bekrachtiging (van handelingen verricht door een zaakwaarnemer zonder volmacht)
rasor pannorum lakenscheerder
ratio, -nis F reden, rede, verstand
ratus geldig
ratum habere, (ob)servare geldig verklaren, bekrachtigen, ratificeren
reatus, -us schuld
rebaptizatus herdoopt
receptor, -is ontvanger (belastingen)
rector, -is pastoor
recusare weigeren
reddituarius van de pacht; rentmeester
red(d)itus, -us opbrengst, inkomen
redemptio, -nis F terugkoop, lossing
redimere, redemi, redemptum III terugkopen, lossen
reditus, -us inkomsten
registrum register
~ baptizatorum doopregister
~ defunctorum overlijdensregister
~ matrimonio coniunctorum trouwregister
relaxatio, -nis F vrijstelling
relinquere, reliqui, relictum III achterlaten
relicta ook: weduwe
relictus ook: weduwnaar
relictis ... met achterlating van ...
remittere, remisi, remissum III achterwege laten; kwijtschelden, vergeven
remissis ... met achterwegelating van ...
renatus herboren
renuntiare (ab, super) afstand doen van
reportare van zijn kant overdragen
repromittere, repromisi, repromissum III van zijn kant beloven
requiescat in pace hij/zij ruste in vrede
requirere, requisivi, requisitum III vragen, vereisen
requisitus ad hunc actum gevraagd voor het opmaken van deze akte
residere II wonen
resignare de afstand doen van
reus aangeklaagde
revalidare achteraf wettigen
reverendus eerwaarde
reverti, reversus sum III terugkeren (ook: in iemands bezit)
Rhena / Hreni Rhenen
rhenanus van, aan de Rijn
Rhenus Rijn
rheuma, tis N reumatiek
rite volgens de gewoonte, naar behoren
Rodembergum Aardenburg
Rollarium / Roslara Roesselaere
rosa roos
Rosae Vallis, Rosarum Vallis Roosendaal
rosaevallensis uit Roosendaal
Roterodamum, Roterodami Rotterdam, te ~
ruber, rubri rood
Ruraemundus / Roermonda / Munda Ruræ etc. Roermond
rusticus boer, landbouwer
S. Sanctus
Sabaudia Savoye
sabaudus Savoois
Sablones Venlo
sacellanus kapellaan
sacer, -cri heilig
sacro oleo met het H. Oliesel
sacerdos priester
sacramentum sacrament
infirmorum sacramentis met de sacramenten der zieken
exeuntium sacramentis munitus voorzien van de sacramenten der stervenden
sacrista koster
saecularis wereldlijk
saepius herhaaldelijk
salarium zoutziederij; salaris
salarius zoutzieder, zouthandelaar
Salia Vetus Oldenzaal
salus, -utis F heil
lectori salutem! de lezer gegroet!
anno reparatæ salutis in het jaar van het herstelde heil, d.w.z. na Chr.
Sanctum / Sancti / Ad Sanctos Xanten
sanctus heilig
sanguis, -guinis M bloed
saponarius zeepzieder
sartor, -is kleermaker
sartrix, sartricis kleermaakster
satisfacere + dat. bevredigen
satrapa stadhouder
scabinus schepen
Scaldia Schouwen
Scaldis, -is Schelde
scholaris scholier
scholasticus scholaster, hoofd van kapittelschool
sclopetus haakbus, handbus
Sclusa / Slusa Sluis
scilicet namelijk
Scorla Schoorl
scortator, -is hoerenloper, verwekker van onecht kind
scortum hoer
scriniarius notarisassistent; kastenmaker
scultetus schout
scutum schild
sub scuto + gen. onder het teken (uithangbord) van ...
se zich
dixit se ... hij zei dat hij ...
dixerunt se ... zij zeiden dat zij ...
secretarius secretaris, stadsschrijver
secta secte
sectio, -nis F (Caesaria) (keizer)snede
secundus tweede
secundus gradus tweede graad (verwantschap)
sed maar
sedecennis zestienjarig
sedecim zestien
sellator, -is zadelmaker
senectus, -tutis F ouderdom
senator, -is lid van het stadsbestuur, raadslid, schepen
senium ouderdom
sententia vonnis
sententiare vonnissen
sepelire, sepelivi, sepultus begraven
septem zeven
septimontanus uit Zevenbergen
September, Septembris september, van september
septemvir lid van een college van zeven
septentrionalis noordelijk
septimana week
xiij septimanarum van dertien weken
septimontanus uit Zevenbergen
septimus zevende
septingenti, -ntesimus zevenhonderd(ste)
septuaginta, -gesimus zeventig(ste)
septuennis zevenjarig
sepultor (mortuorum) begraver (van de doden, doodgraver)
sepultura (dies sepulturæ) begrafenis (dag van ~)
sepultus zie sepelire begraven
sequi, secutus sum III volgend
anno sequenti, annum sequentem het volgend jaar (abl. en acc.)
servitium dienst
servus knecht
sescenti, -tesimus zeshonderd(ste)
sex zes
sexaginta, sexagesimus zestig(ste)
sexennis zesjarig
sextus zesde
sexus, -us geslacht
sibi aan zich, aan hem, aan haar, aan hen
Sichemium Zichem
sicut (et) zoals (en eveneens)
sigillum zegel
signum teken
sub signo aurei leonis onder het teken van de gouden leeuw
siligo, -iginis F rogge
silva bos
Silva Ducis 's-Hertogenbosch
Silvaducensis van Den Bosch
simul tegelijk, tezamen
sine + abl. zonder
situs gelegen
sive tenzij, hetzij, ofwel
Slusa / Sclusa Sluis
sobrina nicht van moederszijde
sobrinus neef van moederszijde
socer, -i schoonvader
socius verbondene, partner
cum socio met zijn compagnon, medestander
cum sociis met degenen die bij hem horen
socrinus zwager
socrus, -us F schoonmoeder
Sogniacum Soignies
solennis; sollennitas, -tatis F (ook -mn-) plechtig(heid)
sollemnia (missarum) de plechtigheid (van de mis)
solennizare (ook -mn-) inzegenen, (akte) opmaken
solere, solui plegen
solebat hij placht
solidus (als deel van een pond:) schelling, (als deel van een gulden:) stuiver
solitus gewoon
sollers , -rtis bekwaam
solus; solum (adv.) alleen
solvere, solvi, solutum betalen
soror, -is zuster (ook non)
Spandanae Aquae / Fons Tungrorum Spa
specialis, specialiter bijzonder, in het bijzonder
spectare ad toebehoren aan
spiritualis geestelijk
affinitas spiritualis geestelijke verwantschap
spiritus, -us (sanctus) (Heilige) Geest
sponsa bruid
sponsalia (contrahere) verloving, ondertrouw (trouwbelofte afleggen)
sponsi het bruidspaar
sponsus bruidegom
spurius buitenechtelijk
stagnifusor tinnegieter
stare ad vallen onder
statim direct, terstond
status, -us toestand, stand, lijst
Stauria Stavoren
strata straat
studium ijver, studie
studiosus ijverig, student
stuferus stuiver
submersus verdronken
subscribere, subscripsi, subscriptum ondertekenen
subscripsit hij/zij heeft ondertekend
subscripserunt zij hebben ondertekend
subsequens, -ntis erop volgend
subsignare ondertekenen
subtractio, -nis F intrekking
subventio, -nis F heffing
succedere, successi, successum III opvolgen
successor, -is opvolger
sudor, -is M zweet
Suestra / Sustula Susteren
sufficere (-io), suffeci, suffectum voldoen
sufficientem facere deugdelijk houden, voldoende vinden
sumere, sumpsi, sumptum III nemen
sumptus, -us uitgave
sumptibus + gen. op kosten van ...
summa (boekhouding) totaal
summa lateris het totaal van de bladzijde
sunt zie: esse (zij) zijn
Suornum Soeren
superatus gescheiden
superior, -is hoger (gelegen)
superius (adv.) hierboven
supplere II aanvullen; ten doop heffen
supplicare (a) verzoeken (aan)
supportare (bezit) overdragen
supra boven (genoemd)
surdus stom
susceptor, -is doopheffer, peter
susceptrix, -tricis doophefster, meter
suscipere (-io), suscepi, susceptum ten doop heffen
susceperunt de fonte zij hieven op van de doopvont
suscipientes doopheffers, -getuigen
sustentatio, -nis F ondersteuning
Sustula / Suestra Susteren
sutor, -is schoenmaker
Sutphania / Zutfania Zutphen
suus zijn, haar, hun
cum suis met de zijnen, de haren, de hunnen
de suis vivere van eigen inkomsten leven
Swollis / Zwolla Zwolle
sylva zie: silva bos
syndicus leider, voorzitter
tabellarius postbode
tabes, -is F; tabe tering, tuberculose; door TBC
tamen toch
tamquam alsof, als
tandem tenslotte
tangere, tetigi, tactum III (aan)raken, treffen
tactus (fulmine) getroffen (door de bliksem)
Taxandria Turnhout
Tectensis pagus Valkenburg
tegularius dakpannenbakker
teloneum tol, belasting
templum kerk
temporalis tijdelijk, wereldlijk
tempus, tempore N tijd
Tenæ Mons / Tillæ Mons Tienen (Tirlemont)
Tenera Dender
Teneræ Munda Dendermonde
tenere, tenui, tentum II hebben, houden, innemen
Tergum / Gaudanum / Gouda / Golda Gouda
terminus termijn, eind; grenspaal
tertius derde
tertius gradus derde graad (bloedverwantschap)
testimonium getuigenis
testis getuige
testibus ... met als getuigen ...
teutonicus Duits, Nederlands
teutonice in het Duits, in het Nederlands
Texla Texel
textor, -is wever
textrix, textricis weefster
thesaurarius penningmeester
thorus zie: torus bed
T(h)iela / Tillium Tiel
Threnta / Thrianta / Trenta Drente
tiro, -nis leerling
tonsor, -is barbier
Tornacum / Turnacum Doornik (Tournai)
tornator, -is pottenbakker
torus bed
totalis, (bijwoord) totaliter totaal
totus , gen. totius geheel
tradere, tradidi, traditum III overhandigen
Traiectensis van Utrecht
Traiectum, Traiecti Utrecht, te Utrecht
Mosae Traiectum / Traiectum ad Mosam Maastricht
transferre III overdragen
transire, transi(v)i, transitum overgaan
Transisalana Provincia Overijssel
trapezita geldwisselaar, bankier
trecenti, trecentesimus driehonderd(ste)
tredecennis dertienjarig
tredecim dertien
tredecimus dertiende
Trenta / Threnta / Thrianta Drente
tres, trium (gen.), tribus (dat./abl.) drie
tricesimus dertigste
Tridentinum concilium het concilie van Trente (1563)
triduum drie dagen
triennis driejarig
trigemini drieling
Tubantia Twente
tuli van ferre ik heb gebracht, gedragen
tumulare begraven
Tungri, Tungris Tongeren, te Tongeren
Fons Tungrorum Spa
Turnacum / Tornacum Doornik (Tournai)
turonensis van Tours
tutela bescherming, voogdij
tutor, -is voogd
typographus drukker
tyro, -nis leerling
ulcer, -is N zweer
ultimus laatst, verst
unanimis unaniem, eenstemmig
unda golf, water
undecennis elfjarig
undecim elf
undecimus elfde
unicus enig
universus geheel
unus, gen. unius één
urbs, urbis F stad
usque ad + acc. tot aan
usufructus, -us vruchtgebruik
usus, -us gebruik
ut zoals; opdat
ut dicunt, ut dicitur zoals ze zeggen, zoals men zegt
ut infra zoals beneden
ut supra zoals boven
uterinus van dezelfde moeder
uterque elk van beide(n)
utriusque iuris doctor doctor in de beide rechten (kerkelijk & wereldlijk)
uti, usus sum III + abl. gebruiken
uti zie: ut zoals
uxor, -oris echtgenote
uxoratus getrouwd
vacat ontbreekt (niet gepasseerd voor schepenen)
Vaconna / Vechta / Vidrus Vecht
vadius borg
Vagenum Wageningen
Valac(h)r(i)a / Walac(h)r(i)a Walcheren
valde zeer
valere, valui II waard zijn
bona valentia annuatim circa ... goederen die jaarlijks ongeveer opbrengen ...
vallis dal
Vallis Rosarum Roosendaal
varii verschillende
varioli (plur.) pokken
vector, -is voerman
vehemens, -ntis hevig
vel of
Velisena Velsen
Vellepo Velp
Velsatum / Visetum Visé
Velua / Felua Veluwe
venalis (prostat ~ ) (is) te koop
vendere, vendidi, venditum III verkopen
venter, ventris M buik
curator ventris curator over een ongeboren vrucht
ver, veris N lente
verbum woord
ad verbum woordelijk
Veria / Campoveria / Vurnia Veere
vernalis van de lente, lente-
vero (bijw.) echter, waarachtig
versus + acc. in de richting van
Vervia / Ververiae Verviers
vesper, -i avond
vespera avond
vespertinus van de avond, 's avonds
vestiarius kleermaker
veteraquensis uit Oudewater
Veteraquinium, Veteres Aquae Oudewater
vetulus oud
vetus, veteris oud
vexillarius vaandrig
vi zie: vis met geweld; krachtens
via straat, weg
vicarius vervanger, vicaris, kapelaan
vicem alicuius supplere/agere iemands plaats innemen, iemand vervangen
vicesimus twintigste
vicinus buurman, naburig, (mede)bewoner
vicus straat, wijk, gehucht
videre, vidi, visum II zien
vide zie
vidi ik heb gezien (zoals wij een paraaf zetten)
viso ..., visa ..., visis ... na het zien van ...
videlicet namelijk
Vidrus / Vaconna / Vechta Vecht
vidua weduwe
viduus weduwnaar
Vienna Vianen
vigilia (nacht)wake
viginti twintig
vilicus villicus
villa dorp, boerderij
villicus pachter, rentmeester, meier
vinitor wijnkoper, wijnhandelaar
vir, viri man, echtegenoot
virga(ta) roede (opp. maat)
virginitas, -tatis F maagdelijkheid
virgo, -ginis maagd, jongedochter
virgo devota geestelijke maagd, kwezel, klopje
virguncula meisje
vis, vim (acc.), vi (abl.) kracht, geweld
vires, virium, viribus krachten
vi + gen. krachtens
Visetum / Velsatum Visé
visitatio, -nis F bezoek, inspectie
visus van videre gezien
vita leven
vitæ van het/zijn/haar leven
ad vitam voor het leven
vitrarius, vitrearius glazenmaker, glasblazer
vitricus stiefvader
vivere, vixi, victum leven
vivens, -ntis levend
vocare noemen
vocatur wordt genoemd
votum belofte
vota secunda tweede beloften (het huwelijk)
vulgariter, vulgo in de volkstaal
vulneratus gewond
vulnus, vulneris N wond
Vurnia / Veria Veere
Waderlo(i) Waalre
Wahalis / Wala Waal
Walac(h)r(i)a / Valac(h)r(i)a Walcheren
warandia (~m praestare) waarborg, garantie, vrijwaring (bieden)
warandiam servare vrijwaren
Winsewida Winschoten
Wirona Wieringen
Xantae / Xantum / Ad Sanctos Xanten
Zutphania / Sutfania Zutphen
Zwolla / Swollis Zwolle

Onze aanraders

Learn Spanish with Educado