Vulgair Latijn (Volkslatijn) » Les 6: Een brief aan een vriend

Tekst (Vulgair Latijn)

Marce care, bene te saluto ex Campaniā. Vita nostra hic est tranquilla. Habemus agros et vineas, quevinum bonum dant. Noster vicus est parvus sed habet forum et thermas vetustas. Illic homines pauci sunt, sed gens est amica. Si tempus habes, veni ad nos!

Vertaling (Nederlands)

Beste Marcus, een hartelijke groet uit Campanië. Ons leven hier is rustig. We hebben akkers en wijngaarden, die goede wijn opleveren. Ons dorp is klein maar heeft een marktplein en oude thermen (badhuizen). Er zijn niet veel mensen, maar de gemeenschap is vriendelijk. Als je tijd hebt, kom dan bij ons langs!

Vocabularium

  • Marce care – beste Marcus (aanspreking in een brief; care = geliefd, dierbaar; klassiek vocativus Marce)
  • ex Campaniā – uit Campanië (streek in Italië ten zuiden van Rome; klassieke ablativus na ex)
  • vita tranquilla – rustig leven (tranquillus = kalm, rustig)
  • vinea – wijngaard (vgl. Frans vigne)
  • que – die, dat (betrekkelijk voornaamwoord “welke”, vervangt klassiek qui/quae)
  • thermae vetustae – oude thermen (openbare baden; vetustae = oud, van vetus)
  • illic – daar, op die plek (illic vervangt klassiek ibi)
  • gens – volk, gemeenschap (klassiek gens = “volk(stam)”; hier “de mensen (van de stad)”)
  • tempus habes – je hebt tijd (lett. “als jij tijd hebt”; si tempus habes = als jij tijd hebt)
  • veni! – kom! (gebiedende wijs van venire)

Grammatica en opmerkingen

  • Briefstijl: Marcus begint zijn brief met Marce care – “beste Marcus”. Hier gebruikt hij opvallend wél de klassieke vocativus Marce (in plaats van Marcus). Formele of gestandaardiseerde elementen (zoals de briefaanhef) bleven vaak dichter bij de schrijftaalnorm. In de eigenlijke brieftekst houdt Marcus het echter simpel en alledaags.
  • Betrekkelijk voornaamwoord que: In de zin vineas, que vinum bonum dant zien we que als betrekkelijk voornaamwoord (“die goede wijn geven”). Klassiek Latijn zou hier quae gebruiken (vrouwelijk mv. nom.). In Vulgair Latijn werd het stelsel van verschillende vormen (qui, quae, quod, cuius, cui*, etc.) als omslachtig ervaren en vaak vervangen door één algemene betrekkelijke voegwoordvorm. Men gebruikte meestal que (uit het klassieke quid of quod) voor alle geslachten en naamvallen. Zo kon men zeggen homo, que... voor “de man die...”, femina, que... voor “de vrouw die...”. In onze tekst verwijst que naar vineas (vrouwelijk mv.) – de verbuiging verdwijnt. Dit fenomeen van één onveranderlijk relativum is duidelijk te zien in de Romaanse talen: Frans en Spaans gebruiken que voor “die/dat” (onderwerp én voorwerp), Italiaans che, etc. In het gesproken Latijn van de late tijd moet iets soortgelijks al gebruikelijk zijn geweest. (Overigens bleef men in geschreven teksten soms qui/quae* gebruiken, maar in spreektaal vereenvoudigde dit.)
  • Aanwijzend lidwoord (ille): Bij illic homines (“de mensen daar”) is illic eigenlijk het bijwoord “daar”. Maar let op ille als lidwoord in de tekst: gens est amica betekent “de gemeenschap is vriendelijk”. We hebben hier geen ille geplaatst, maar hadden evengoed illa gens kunnen schrijven. In Vulgair Latijn begon men namelijk het aanwijzend voornaamwoord ille, illa (“die/dat”) te gebruiken om bepaaldheid aan te geven[6]. In de spreektaal zei men bijvoorbeeld illa femina waar klassiek alleen femina volstond, als men een specifieke vrouw bedoelde. Uiteindelijk leidde dit tot het bepaald lidwoord in de Romaanse talen (Frans la, Spaans el/la, Italiaans il/la < Latijn illum/illa etc.)[29]. In deze cursus hebben we soms al la of lo gebruikt: la casa (het huis), lo filio (de zoon). Dit zijn afgeleiden van illa/illud. Historisch gezien was het gebruik van ille als lidwoord in de 6e–7e eeuw nog niet geheel vastgelegd – het was meer een veelgebruikt aanwijzend woord. Maar om het lezen te vergemakkelijken, passen we het al toe als lidwoord. Beschouw ille/illa dus in onze teksten als “de/het”. In de bronnen zien we dit ook: laat-Latijnse schrijvers gebruikten geregeld ille waar het klassiek ongebruikelijk was[30][31], om duidelijk te markeren waar ze het over hadden.
  • Regionale woorden: In deze brief noemt Marcus thermae (badhuizen). In Italië bleven dat soort Latijnse woorden lang gangbaar. In Gallië daarentegen had men misschien balnea gezegd (waaruit Frans bain). Vulgair Latijn was namelijk niet overal exact hetzelfde. Regionale verschillen in woordkeus en uitspraak bestonden al vroeg[32][33]. Zo ontstonden de Romaanse talen uit lokale varianten van Vulgair Latijn. Onze cursus richt zich echter op de grote lijnen en een enigszins genivelleerde vorm, zodat we niet per les van dialect veranderen. Houd er rekening mee dat een Vulgar Latin-spreker uit Gallië zich al anders kon uitdrukken dan een spreker uit Italië of Spanje. Zo zei men in Gallië caballos met een harde c, maar in laat Italië klonk het als gavallos > gavallo (waaruit Toscaans cavallo). Zulke variatie wordt hier verder niet uitgediept, maar is zeker een fascinerend aspect van de geschiedenis.

Onze aanraders

Learn Spanish with Educado