Daar rent Laokoön, de priester van de Trojanen, met zijn twee zonen, uit Troje naar beneden: want hij is zeer boos op de burgers en zegt tegen hen: “Beste burgers, waarom doen jullie dit? Jullie zijn niet verstandig! Want de Grieken zijn angstaanjagend, ook als ze een geschenk voor jullie achterlaten. Luister naar mij: sleep alsjeblieft niet het paard de stad in: want het brengt het veel rampen aan jullie.” Zo waarschuwt Laokoön de burgers. Bovendien gooit hij een speer naar het paard. Dan kruipen twee grote slangen uit de zee. Ze zijn angstaanjagend en glijden naar Laokoön: meteen wurgen ze Laokoön zelf en zijn twee zoons. Veel angst houdt de Trojanen in zijn macht. Ze zeggen tegen elkaar: “De dood van Laokoön is een teken voor ons: zijn dood is een straf van de goden! Want het heilige paard is van de goden: sleep hem dus de stad in.” Daarna slepen de Trojanen het paard Troje in.