En Menelaos doet mee aan de verwoesting van Troje. Hij doodt veel van de Trojanen, daarna zoekt hij Helena, zijn echtgenote: want hij is zeer boos op haar en hij verlangt naar haar dood. Helena ziet Menelaos van verre. Door haar angst ontvlucht ze hem, maar Menelaos merkt haar op. Hij achtervolgt haar en tilt zijn zwaard al op. En Helena valt naar zijn knieën en zegt hegen hem: “Geliefde, dood me niet, maar hebt medelijden. Want Afrodite zelf is de oorzaak van mijn rampen. Want door haar woon ik nu in het huis van Priamos. Vergeef me dus. Want ik hou alleen van jou en ik zal voor jou de beste echtgenote zijn.” En Menelaos aarzelt: “Dood ik haar of niet? Hoe mooi en gelijk aan een godin schijnt mijn echtgenote mij toe!” Hij laat zijn zwaard vallen op de grond, en Menelaos vergeeft haar: want ook nu houdt hij nog van zijn echtgenote.