Plinius nodigde Flavus en de vader van Flavus en de echtgenote en de zonen in de stad uit bij de villa. De villa van Plinius was in Baiai gelegen. Als eerste heeft Plinius echter met zijn vrienden een reis door de Campanie gemaakt. Want ze wilden allen Napels de mooie en beroemde stad gaan zien. Nadat ze over de Via Appia zijn voortgegaan dichtbij Capua verlieten ze de Via Appia. Ze gingen naar Napels over de Via Atellana. Daar liet Plinius de haven aan zijn vrienden zien. De grote stoet ging naar het de schepen. Een groot aantal schepen was aanwezig. De zeelui werken met groot geschreeuw op de schepen. Ze brachten veel kruiken en in korte tijd vulden ze de schepen met kruiken. Na een paar uur heeft Plinius de reis met zijn gezelschap voortgezet. Marcus zat naast de koetsier. Lucius zat met de anderen in de reiswagen. De koetsier bestuurde de paarden met grote zorgvuldigheid omdat er veel karren en reiswagens over de weg gingen. Plotseling heeft Marcus geroepen: "Pas op voor de ruiter." De ruiter naderde met grote snelheid en de koetsier is aan de kant gegaan voor de ruiter. Waarom is hij met zo'n grote snelheid voortgegaan heeft Marcus gevraagd. Het is een koerier, antwoordde de koetsier. Koeriers brengen brieven van provinciebestuurders uit alle delen van het Romeinse rijk naar de stad. Vervolgens brengen ze brieven van de keizer uit de stad naar de provinciebestuurders terug. Ze gaan voort van halteplaats naar halteplaats en wisselen bij elke halteplaats van paard. Terwijl de koetsier de plichten van de koeriers uitlegde voelden allen plotseling een hevige schok. Het wiel was gebroken en daarom was de reiswagen in een greppel terechtgekomen. Allen in de reiswagen daalden af. De paarden kunnen het wiel toch wel uit de greppel trekken? stelde Marcus voor. De ruiter spoorde de paarden aan. Hij trok aan de krachtige paarden, maar de koetsier kon niet bewegen. Zo kunnen we dat stad niet voor de nacht vinden, zei Plinius. Dus moeten we in een herberg intrekken