De slaven en slavinnen werken in de keuken. Ze maken de maaltijd klaar. Marcia en Lucius Claudius Flavus wachten op de gast, Metellus. Metellus is Romeinse senator. Marcia is in het atrium. Zij roept de slaven en slavinnen: “Kom Davus, kom Philo, kom slaven. Kom Phocis, kom Delia, kom slavinnen.” De slaven en slavinnen komen snel het atrium binnen. Ze gaan om Marcia heen staan en luisteren naar hun meesteres. Marcia beveelt: “Phocis, koop wijn. Schiet op! Davus, kook het eten, haast je. Delia, versier de eetkamer. Jij Philo, schiet op! Zoek de tweeling. Wat beveel ik jullie? Zeg, Phocis, zeg, Davus, Delia, Philo.” Phocis antwoordt: “Je beveelt mij wijn te kopen.” Davus herhaalt: “Je beveelt mij eten te koken.” Delia zegt: “Je beveelt mij de eetkamer te versieren.” Philo: “Je beveelt mij de tweeling te zoeken.” De slaven en slavinnen verlaten snel het atrium. Marcia is tevreden, omdat iedereen goed werkt. De jongens rennen het atrium binnen. Ze zitten Felix Domestica achterna. Ze kunnen de poes niet vangen. Ze lachen en roepen. Moeder zegt boos:” Marcus, blijf staan. Houd op, Lucius. Zwijg en luister. De gast komt er al aan. Blijf bij de deur staan en wacht op de gast” Lucius en Marcus blijven bij de deur staan. Ze wachten op de gast. Mordax staat ook bij de deur. Mordax is de hond. Mordax bijt vaak! De senator komt er al aan. De jongens groeten de senator: “Gegroet, senator. Kom binnen, maar pas op voor de hond.“ De senator lacht:”Ik ben niet bang voor de hond. De hond kan me niet bang maken.” Maar plotseling blaft Mordax. De senator is niet bang en zegt:“Blaffende honden bijten niet.” De senator gaat naar de hond. O jee, Mordax bijt in de toga. “Bij Hercules,” roept de senator uit, “beest!” De senator komt boos het atrium binnen, waar Lucius Claudius Flavus op de gast wacht. Flavus begroet de senator: “Gegroet, Metellus. Kom de eetkamer binnen. De maaltijd is klaar.”