Marcus en Lucius waren op weg naar het nieuwe forum. De tweeling wandelde door de steegjes en keken naar winkels en groette de koopmannen. Tenslotte gingen ze het nieuwe forum op. Op het nieuwe forum werkten veel mannen. De slaven droegen zware balken. De werklieden stonden op hoge ladders en bouwden muren. Andere werklieden zaagden de balken in stukken. De jongens keken rond. Plotseling hoorden ze geschreeuw in het nieuwe gebouw. Meteen haastten zij zich naar het nieuwe gebouw en vroegen: ‘Wat is er? ‘Waarom zijn de mannen aan het schreeuwen?’ Iedereen keek angstig naar de hoge muur. Er stond een slaaf op de hoge muur. De slaaf hield een werkman vast. De werkman stond niet op de muur; o jee, hij hing van de muur af. De werkman was erg bang, maar de slaaf was sterk en hield de werkman stevig vast. Intussen droegen andere werklieden en slaven een lange ladder aan. De werkman stak angstig zijn hand uit… Eindelijk hield hij de ladder vast. Meteen riep iedereen: ‘Hoera!’, maar plotseling begon de ladder te wankelen. De werkman was nog steeds niet veilig. Tenslotte stonden de koopman en de slaaf ongedeerd op de grond. Iedereen haalde opgelucht adem en riep uit: ‘Kijk! De slaaf heeft de werkman gered.’ Toen prees de werkman de sterke slaaf: ‘Jij bent een zeer goede vriend, slaaf.’