Vader en de tweeling kijken rond in het nieuwe gebouw. Plotseling zien ze twee vogels tussen de zuilen. "Kijk", roept Lucius uit, "Daedalus en Icarus.’ Vader lacht en zegt: ‘De vogels vliegen, omdat ze kunnen vliegen. Daedalus en Icarus probeerden te vliegen, maar tevergeefs.’ ‘Waarom probeerden ze te vliegen?’, vroeg Marcus. Vader antwoordt:’Daedelus had een enorm gebouw gebouwd. Vervolgens wilde hij weggaan van het eiland. Maar koning Minos verbood dat. Al vaak hadden Daedalus en zijn zoon Icarus over zee geprobeerd weg te gaan. Altijd hield de koning het schip tegen. Tenslotte riep Daedalus uit: “We kunnen niet over zee weggaan. We moeten dus door de lucht vliegen, zoals vogels. Ik moet vleugels maken.” De volgende dag had hij al veel veren en touw en was bijeengebracht. Toen had hij de veren stevig samengebonden. De was en de draad hielden de veren bijeen. Eindelijk waren de veren klaar. De veren waren lang en mooi. Kijk! De vleugels droegen Daedalus en Icarus al door de lucht. Daedalus vloog voor zijn zoon. De jongen Icarus bleef eerst dichtbij zijn vader, zoals vader had gevraagd. Maar het vliegen beviel Icarus zeer. Spoedig vloog de jongen omhoog naar de zon. O jee! De warme zon maakte de was warm. De was hield de veren niet meer bijeen. De vleugels droegen de jongen niet meer. Bezorgd zocht Daedalus zijn zoon. “Icarus,” riep hij, “Icarus, waar ben je?” Zijn zoon was dood. Ongelukkig begroef vader zijn zoon. Hij gaf zichzelf de schuld: hij had de jongen aangezet tot vliegen.