De Romeinse burgers vierden de Romeinse spelen. Op het Forum waren de basilica’s verlaten.
De kooplieden hadden door de gehele stad heen alle winkels gesloten. Al gedurende de vele dagen hadden omroepers aangekondigd een zeer goede schouwspel:
Hoort Romeinen
Enige Romeinse spelen zijn aanwezig
Komt en ziet
Honderd Gladiatoren
Een jachtpartij
Enige grote olifanten
Enige woeste beesten
Enige Leeuwen, enige Panters, een Neushoorn
Naar het Amfitheater de Flavius waren veel mensen van alle kanten bijeengekomen. Omdat een zon brandde, hing een enorm zeil over de grote toeschouwerruimte. Slaven sprenkelden de koude water door de treden heen. Kooplieden verkochten worstjes.
Alle toeschouwers keken naar de jachtpartij. Moedige dierenvechters joegen woeste panters op door de gehele arena heen. Woeste leeuwen zaten snelle herten achterna. Een huiveringwekkend gebrul vulde het amfitheater. Snel verslonden de woeste beesten alle herten. Bloed kleurde de arena.
Tenslotte kwamen de arena binnen grote olifanten.
“Kijk, olifanten,”riep Marcus uit.
“Kijk, jagers,” voegde Lucius toe. “De jagers zijn zeer sterk en hebben zeer goede wapens. Zo kunnen zij de olifanten overwinnen.”
“Een olifant heeft echter een zwaar lichaam,” zei Marcus,” en hij kan de mensen vertrappen.”
Op dat moment vielen de jagers de olifanten aan.
Lucius: “Je ziet toch wel, Marcus? Het dode beest viel al.”
En Marcus: “ De olifanten vertrapten al de drie mannen.”
Het spel viel zeer in de smaak bij alle toeschouwers.