Vulgair Latijn (Volkslatijn) » Les 2: Op de markt
Tekst (Vulgair Latijn)
Marcus habet unu caballu et unu carru. Mane Marcus ponit mala et panem in suo carru. Marcus vadi ad forum de vicu vicino. Ille agricola vendit panem et poma in foro. Etiam servat unu malum ad filio suo.
Vertaling (Nederlands)
Marcus heeft een paard en een wagen. ’s Morgens plaatst hij appels en brood op zijn wagen. Marcus gaat naar de markt van het naburige dorp. De boer verkoopt brood en vruchten op het marktplein. Hij bewaart ook één appel om aan zijn zoon te geven.
Vocabularium
- habere – hebben (Marcus habet = Marcus heeft)
- unu caballu – een paard (klassiek caballus, ontleend woord voor paard, ter vervanging van equus[10])
- unu carru – een wagen (klassiek carrus/carrum, Gallisch leenwoord)
- mane – ’s morgens, in de ochtend
- ponit – (hij) plaatst, zet neer (klassiek ponit; in Vulgar. spelling soms pone)
- forum – forum, markt(plaats)
- vicu vicino – naburig dorp (vicus = dorp/wijk; vicinus = buur, nabij gelegen)
- vendit – (hij) verkoopt (vgl. Frans vendre, Sp. vender)
- poma – vruchten (klassiek pomum = vrucht, poma ook “appels”)
- servat – (hij) bewaart, houdt apart (klassiek servare)
- ad filio suo – voor zijn zoon (ad + accusatief ter vervanging van datief; filio = klassieke acc. filiumzonder -m)
Grammatica en opmerkingen
- Naamvallen vereenvoudigd: Het Latijnse naamvallensysteem met zes naamvallen wordt in het Vulgair Latijn sterk vereenvoudigd. Men ging feitelijk naar een tweepak: een “rechte” naamval (voor onderwerpsfunctie en meestal ook lijdend voorwerp) en een “schuine” naamval (voor bezitsrelaties en meewerkend voorwerp)[11]. Uiteindelijk verdwenen zelfs deze restcategorieën, en werd de functie aangegeven met voorzetsels. In plaats van de klassieke datief zegt Marcus ad filio suo (“aan zijn zoon”)[12]. Ad (naar, tot) met accusatiefvorm vervangt hier het datief (fratri meo → ad fratrem meum[12]). Evenzo wordt de genitief (van iemand) vervangen door de (van) + naamval. In de tekst staat forum de vicu vicino voor “de markt van het naburige dorp” – klassiek zou dat forum vicī vicīnī zijn. Een ander voorbeeld: flos de campō (“bloem van het veld”) komt in de plaats van klassiek flos campī[13].
- Accusatief als basisvorm: We zien in de tekst vormen als carru (uit carrum) en filio (uit filium). In Vulgair Latijn nam men vaak de klassieke accusatief als uitgangspunt voor enkelvoudsvormen. Doordat de slot-m klank nauwelijks uitgesproken werd, vielen nominatief en accusatief samen (bv. lupus en lupum klonken beide als lupu). Zo kon domum (“huis” acc.) de algemene vorm domu geven, waaruit bijvoorbeeld Italiaans duomo ontstond (voor “kathedraal”, oorspronkelijk “huis (des Heren)”). In onze teksten hanteren we consequent zulke vereenvoudigde vormen: caballu voor klassiek caballus/caballum,filio (uit filium), vicu (uit vicus/vicum), etc. Het gevolg is ook dat we voor het meervoud meestal -sgebruiken zoals de accusativus pluralis (bv. poma > pomas voor “vruchten”). Dit sluit aan bij de meeste Romaanse talen (Frans/Spaans e.d. gebruiken -s als meervoudsuitgang).
- Verdwijnen onzijdig: Het onzijdige geslacht verdwijnt als aparte klasse in het Vulgair Latijn. Onzijdige woorden werden doorgaans mannelijk of vrouwelijk. Vaak werd een onzijdig woord als mannelijk herkend – bijvoorbeeld vinum (wijn, onz.) kreeg in de volkstaal soms de mannelijke vorm vinus[14]. Marcus zegt in gedachten misschien vinus bonus in plaats van klassiek vinum bonum. In andere gevallen werd het onzijdige meervoud op -a herinterpreteerd als vrouwelijk enkelvoud[15]. Zo betekent klassiek ova “eieren”, maar men kon ova opvatten als een vrouwelijke enkelvoudsvorm “het ei”. (In het Frans is oeuf mannelijk enkelv. maar oeufs meervoud uitgesproken alsof enkelv., en in het Italiaans is uovo m.ev. tegenover uova vr.mv. – een spoor van deze overgang.) In onze tekst is unum malum (“een appel”) grammaticaal mannelijk behandeld (unu malum), terwijl malum klassiek onzijdig was. Ook instrumenta (gereedschappen) zou als vrouwelijk meervoud gezien kunnen worden in plaats van onzijdig mv. Kortom, de driedeling mannelijk-vrouwelijk-onzijdig ging over in een tweetal klassen. Uiteindelijk vielen onzijdig en mannelijk samen, of – als het onzijdige woord op -a eindigde – met vrouwelijk[16]. (Bijv. folia “bladeren” ging functioneren als vrouwelijk enkelvoud folia “blad”[17], waaruit Italiaans foglia.)
- Woordenschatverandering: In de spreektaal kregen vele dingen een andere naam dan in het klassieke idioom. Een aantal deftige of oude woorden raakten buiten gebruik ten gunste van synoniemen of volkse termen. Zo verkoopt Marcus op de markt een caballu in plaats van een equus[10] (beide betekenen “paard”, maar caballus was informeel/slang en uiteindelijk gebruikelijker[18]). We zagen ook casa (oorspr. “hut”) in plaats van het klassieke domus (“huis”)[19]. In latere lessen komen meer voorbeelden: pulcher (“mooi”) maakte plaats voor bellus (“leuk, mooi”)[20], magnus (“groot”) voor grandis(“groots”)[21], loqui (“spreken”) voor fabulare (“praten”)[22], etc. Deze voorkeur voor andere woorden blijkt o.a. uit lijsten van veelgemaakte fouten die Latijnse taalpuristen opstelden. (Zie Les 9.) Vaak betreft het woorden van lagere stijl of regionale herkomst. Caballus en carruca (kar) kwamen bv. uit Gallië[10]. Ook werden gewone woorden in een nieuwe betekenis gebruikt: klassiek bucca betekent “wang”, maar ging “mond” betekenen[23] (vgl. Frans bouche). In de vocabulariumlijst hierboven zijn dergelijke woordvernieuwingen gemerkt.