Vulgair Latijn (Volkslatijn) » Les 9: Taalpurist (correcties van volkslatijn)

Tekst (Vulgair Latijn vs. klassiek Latijn)

Lucius (opa) en Publius (kleinzoon) lopen over straat…

Publius: Avus, vide, in via est unu caballu!
Lucius: Nōlī dīcere “caballu”! Dīc “equus”.
Publius: Sed omnēs dīcunt caballu.
Lucius: Ita est, sed nōn est Latīnē proprium. Item, dīc “caput”, nōn “testa”. Et “pulcher” nōn “bellus”. Haec mementō!
Publius: Eia! Latīnē difficile est…

Vertaling (Nederlands)

Lucius (grootvader) en Publius (kleinzoon) lopen over straat...

Publius: Opa, kijk, er is een paard op straat!
Lucius: Zég niet “caballu”! Zeg “equus”.
Publius: Maar iedereen zegt caballu.
Lucius: Dat mag zijn, maar het is niet correct Latijn. Zeg ook “caput” in plaats van “testa”. En “pulcher” in plaats van “bellus”. Onthoud dat goed!
Publius: Tjonge! Latijn is moeilijk…

Vocabularium

  • noli dicere... – zeg niet... (noli = wil niet, + infinitief = gebiedende wijs ontkennend)
  • Latine – in het Latijn, “Latijns” (bijwoord van Latinus)
  • proprium – eigen, correct (hier: “proper Latijn”)
  • item – eveneens, ook
  • memento – onthoud! (gebiedende wijs van meminisse, onthouden)
  • difficile est – het is moeilijk (let op: difficile is onzijdig vorm, “moeilijk te...” – deze constructie bleef standaard)

Grammatica en opmerkingen

  • Taalpurisme: Grootvader Lucius corrigeert bewust de Vulgarismen van zijn kleinzoon. Dit humoristische toneeltje weerspiegelt de werkelijkheid: er bestonden in de late oudheid leraren en grammatici die veelgemaakte “fouten” inventariseerden en verbeterden. Een beroemd document is de Appendix Probi(± 7e eeuw), waarin in lijstvorm staat welke vormen je niet moest zeggen en welke wel[38]. In onze dialoog berispt Lucius zijn kleinzoon op precies zulke punten: zeg niet caballu maar equus, niet testamaar caput, niet bellus maar pulcher. Deze woorden komen inderdaad overeen met bekende veranderingen[39][22]. Veel van Probus’ correcties betreffen spelling en klank (vb. coelum non caelum – schrijf ae zoals vroeger), maar ook woordkeus. Dat laat zien dat het Vulgair Latijn voor tijdgenoten herkenbaar afweek. Onze Lucius is een fiktief voorbeeld van een conservatieve spreker die vasthoudt aan de klassieke norm, terwijl Publius spreekt zoals de meeste mensen doen. Uiteindelijk zou Publius’ taal het winnen – de “foute” vormen leefden voort in de Romaanse talen, terwijl de klassieke varianten verdwenen of beperkte woorden werden (bijv. equus overleeft alleen in termen als “equine” voor paardachtigen, pulcher leeft niet voort in het Frans of Spaans, etc.).
  • Dubbele ontkenning vermijden: Lucius corrigeert caballu, maar zegt zelf ook iets opvallends: non est Latine proprium (“het is niet in het Latijn correct”). Hij had ook kunnen zeggen Latine non est proprium. De woordvolgorde in ontkennende zinnen varieerde, maar belangrijker is dat Lucius geen dubbele ontkenning gebruikt. In zeer informeel taalgebruik van later tijd vindt men constructies als non... nient(vgl. Oudfrans jeo ne dis rien), maar daar is in onze periode nog geen duidelijke attestatie van. Klassiek non bleef de ontkenning, eventueel versterkt met woorden als minime of nihil. Een typisch foutje was wel dat non soms vergeten werd in bijzinnen waar klassiek ne vereist was (zoals vereor ne... “ik vrees dat...” werd vereor que... non). Maar een zelfstandige dubbele negatie (“ik zeg niet niets”) is nog niet standaard in Vulgair Latijn. Lucius spreekt hier vrij netjes, dus volgt hij keurig de klassieke ontkenningsregels.
  • Uitspraken van emotie: Publius eindigt met eia! – een uitroep die we hierboven vertaald hebben met “tjonge”. Eia (soms gespeld ei) drukt verassing, protest of aanmoediging uit, afhankelijk van context. Het is vergelijkbaar met “hej” of “kom op” of “ach toe” in het Nederlands. In de klassiek-Latijnse literatuur kwam eia nauwelijks voor, maar in de Vulgair Latijnse communicatie was het een alledaags tussenwerpsel. Dergelijke partikel-achtige expressies werden rijkelijk gebruikt in de spreektaal en vormen het kleurrijke onderdeel dat we helaas zelden op schrift zien. In middeleeuwse teksten duiken ze vaker op. Voor een volledig beeld van Vulgair Latijn zou men ook moeten letten op dit soort kleine woordjes.
  • Evolutie in actie: Deze korte dialoog illustreert mooi hoe de taal aan het veranderen was. Publius zegt omnēs dicunt caballuomnēs (iedereen) is hier nog klassiek, dicunt ook, maar caballu vertegenwoordigt de nieuwe volkstaal. Lucius’ uitspraak Latine difficile est is grammaticaal nog volledig klassiek (onpers. constructie “(het) is moeilijk in het Latijn”). In de toekomst zal Publius wellicht meer en meer van zijn grootvaders geleerd Latijn laten varen, zeker als zijn generatie volwassen wordt. Dit intergenerationele verschil is wat uiteindelijk tot taalverandering leidt: de informele taal van de kinderen wordt de standaard van de volgende eeuw, terwijl de taal van de grootouders uitstervend Latijn wordt. In 813 na Chr. besloot men zelfs in kerkelijke context over te gaan op preken in de volkstaal (rustica lingua romanica) omdat de mensen het pure Latijn niet meer verstonden[40][41]. Daarmee markeert men het einde van het Vulgair Latijn en het begin van de geschreven Romaanse talen.

Onze aanraders

Learn Spanish with Educado