Zojuist had keizer Trojanus nieuwe thermen voor het Romeinse volk gebouwd. De thermen zijn enorm en bieden plaats voor een grote menigte. Sommige gebouwen bieden plaats voor mannen en jongens, anderen voor vrouwen en meisjes. Het Romeinse volk betuigt dank aan de keizer, omdat de keizer hun zulke mooie thermen geeft.
Vader en de tweeling zijn op weg naar de nieuwe thermen. Davus Flavus en de jongens dragen olie en schraapijzer. Nadat ze de thermen zijn binnengetreden, geeft vader de portier een geldstuk. Tenslotte gaan ze naar het sportveld en gaan op weg naar de kleedruimte.
In de kleedruimte geeft hij de kleding aan de bewaker. De bewakers zetten de kleren in een nis. De bewakers bewaken de kleding van vader en de tweeling.
In het louwwaterbad zitten veel mannen. Tussen de mannen ziet vader een bekende dichter. ‘Kom’, zegt vader tegen de dichter, ‘draag voor ons een gedicht voor’. Toen begon de dichter met het voordragen. Maar het gedicht is lang en dat bevalt de jongens niet. Dus gaan zij weg uit het louwwaterbad. Nadat de dichter het gedicht beëindigde, zegt Flavus tegen de dichter: ‘Het gedicht beviel me. Ik betuig jou mijn dank’.
In het warmwaterbad zijn ook veel mannen. Zij hebben gesprekken. De slaven overhandigen olie en schraapijzer aan de mannen. Sommige mannen liggen in bedden. Slaven krabben hen af. Opeens roept iemand uit: ‘Slager! Schraapijzer is geen vleeshaak en ik ben geen varken!’ Allen lachen.
In het koudwaterbad spoelt vader zich af in het bassin. Tenslotte gaat hij weer naar de kleedruimte. Vader geeft geldstukken aan de bewakers en zegt tegen de slaaf: ‘Je hebt de kledingstukken goed bewaakt’. De slaaf betuigt dank aan Flavus.